Geluidmeting — het Duitse Schallmessverfahren — bij de artillerie, is een tijdens Wereldoorlog I ingevoerde en daarna tot ontwikkeling gekomen methode om de plaats te bepalen van vurende vijandelijke kanonnen, dan wel de methode van plaatsbepaling van de knallen, veroorzaakt door het springen van eigen projectielen, verschoten boven of in het vijandelijke terrein, alwaar artillerie-opstellingen zijn geconstateerd.
Door de Nederlandse artillerie wordt deze dienst uitgevoerd door de geluidmeetsectie, een onderdeel, dat met een lichtmeetsectie en een triangulatiesectie een artillerie meetafdeling vormt. Twee van dergelijke afdelingen vormen het, tot een Legerkorps behorend, Artillerie Meet Regiment. De taak van de geluidmeetsectie is het bepalen van de plaatsen van vijandelijke artillerie-opstellingen door middel van de mondingsknal en het inschieten van eigen batterijen op de door haar verkende — onzichtbaar opgestelde — artillerie door middel van de knallen der springende projectielen. Zij kan haar metingen nog verrichten, wanneer andere organen, ten gevolge van slecht zicht (duistering, nevel, mist) zijn uitgeschakeld; zij is echter in grote mate afhankelijk van de windrichting en -sterkte; heeft het geluid 8 m of meer tegenwind, dan kan in ’t algemeen niet meer worden gerekend op voldoende nauwkeurigheid van meten boven 8 km.
De geluidmeetdienst berust op het volgende principe). Wanneer 2 waarnemers opgesteld in A en B de mondingsknal van een kanon K waarnemen, dan zal waarnemer A deze knal eerder horen dan waarnemer B. Is de afstand K-A a meter, K-B is b meter en de snelheid van het geluid v m/sec., dan zal waarnemer A de knal (b-a)/v sec. eerder horen dan waarnemer B. Omgekeerd zal, wanneer A de knal s. sec. eerder hoort dan B. : KB-KA = S X v m dienen te zijn.
Willen de waarnemers A en B de onbekende plaats K bepalen, dan beschikken zij alleen over het gegeven dat K-A min K-B is S X v meter. Dit gegeven alleen is onvoldoende, immers daaruit valt alleen te concluderen, dat K op een zodanige afstand van A en B moet zijn gelegen, dat K-B min K-A is S X v meter. Er zijn nu oneindig veel punten, welke aan deze voorwaarde voldoen. De meetkundige plaats van al die punten is een hyperbool, waarvan A en B de brandpunten zijn.
In het hier veronderstelde geval, waarbij waarnemer A de knal eerder hoort dan waarnemer B, komt alleen de tak van de hyperbool, welke bij brandpunt A behoort, in aanmerking en slechts die helft van deze tak, welke aan ’s vijands zijde van AB ligt. Laat men echter nog een derde waarnemer er bij en hoort waarnemer B de knal t sec. eerder dan waarnemer G, dan moet K ook gelegen zijn op een tweede hyperbool met B en C als brandpunten (op de tak behorende brandpunt B) en aan ’s vijands zijde van BC en die voldoet aan de voorwaarde. K-C min K-B is t X v meter. Het snijpunt van beide hyperbooltakken zal dus de juiste plaats van K zijn.
Zo is het theoretisch mogelijk met behulp van 3 waarnemers (dus 2 tijdsverschillen) de plaats van K te bepalen. Noodzakelijk is echter dat de coördinaten van de opstellingsplaatsen nauwkeurig bekend zijn. In plaats van menselijke waarnemers gebruikt men microfonen (geluidmeetposten), welke door een radio- en/of telefoonverbinding met een in de meetcentrale opgestelde oscillograaf zijn verbonden. De door de mondingsknal in de microfoon opgewekte veranderingen van de electrische stroom worden door de oscillograaf, in de regel op een sneldraaiende film, geregistreerd.
Op dezelfde film worden ook de trillingen van een stemvork geschreven, waardoor een aflezing van de tijdsverschillen snel en nauwkeurig kan geschieden.
Terwille van de bedrijfszekerheid worden in de regel 5 à 6 microfonen gebruikt; de lijn van deze geluidmeetposten moet flauw gebogen zijn met de holle zijde naar de vijand gekeerd, doch ook de plaats van een geluidmeetpost in het terrein stelt aan de nauwkeurigheid van plaatsbepaling haar eis. Twee aan de zijde van de vijand vóór de microfonenboog geplaatste waarschuwere brengen
de oscillograaf in werking, zodra een mondingsknal moet worden geregistreerd. Een ontwikkelde geluidmeetsectie voor de plaatsbepaling van de geluidmeetposten (microfonen) en voor de constructie van het werkplanchet kan op ten minste 6 uren worden gesteld.
Hoort waarnemer W een knal, dan zal hij de oscillograaf in werking stellen; het geluid treft achtereenvolgens de microfonen, zodat een film zal ontstaan. Door middel van de door de stemvork geschreven tijdlijn worden de tijdsverschillen bepaald, waarna het uitzetten van de gevonden gegevens op een planchet kan geschieden. Om het tijdrovende construeren van de hyperbooltakken te voorkomen, worden de bij die hyperbooltakken behorende asymptoten uitgezet, waarbij kleine correcties moeten worden aangebracht. Daar de snelheid en de richting van de wind alsmede de temperatuur en de vochtigheid van de atmosfeer van invloed zijn op de grootte van de snelheid van het geluid, moeten ook hiervoor correcties worden toegepast.
In tegenstelling met de lichtmeetdienst heeft het inschieten alléén plaats tegen vijandelijke artillerie, welke door de geluidmeetsectie zelf is bepaald, terwijl dat inschieten zo spoedig mogelijk daarop moet volgen. Bij dit inschieten — met een batterij van 4 stukken in lagenvuur 1, 2, of 3 sec. — wordt de gemiddelde plaats van de springende projectielen door de geluidmeetsectie bepaald en de aldus ontstane film vergeleken met de film, verkregen bij de plaatsbepaling van het vijandelijk kanon.
Gedurende Wereldoorlog II heeft de geluidmeetdienst een belangrijke rol gespeeld. Zo is bij een bepaald Amerikaans Legerkorps vastgesteld kunnen worden, dat gedurende een 10-maandelijkse gevechtsperiode, 13 327 vijandelijke artillerie-opstellingen werden geregistreerd, waarvan 75 pct afkomstig was van de geluidmeetsectie, terwijl 9,8 pct door luchtverkenning, 6,4 pct uit luchtfoto’s en 1,3 pct uit verhoren van krijgsgevangenen werden verkregen. De gem. nauwkeurigheid van 443 plaatsbepalingen bedroeg 84 m. Nog steeds wordt gewerkt aan verbetering van de methode en gestreefd naar verkorting van de tijd, nodig voor het volledig in bedrijf stellen van een geluidmeetsectie.
LUIT.-KOL. F. A. J.
DE KLERCK
Lit.: The Field Artillery Journal (Nov.-Dec. 1948).