vermaard Frans toneelhervormer (Les Cévennes 26 Mei 1885), studeerde bij de Dominicanen, werd ,,licencié-ès-lettres” en maakte studiereizen naar de voornaamste Europese theaters. Hij schreef over zijn werkwijze vele essais, o. a. in het tijdschrift Masques.
Hij debuteerde na Wereldoorlog I in het Théâtre dés Arts met Saint Georges de Bouhélier’s Les Esclaves. In 1929 richtte hij met Gémier* de Comédie Montaigne op en begon een reeks van door hem geleide voorstellingen met Lenormand’s Le Simoum, welk stuk hij speelde in een vast décor met wisselende accenten van kleur en licht. Later ensceneerde hij stukken van Molière, Shaw, Claudel, Crommelynck en J. J. Bernard.
Nadat de Comédie Montaigne zakelijk schipbreuk * had geleden, richtte Baty een kleinere schouwburg op, les Compagnons de la Chimère. Door dit gezelschap werden in de tot Comédie des Champs-Elysées herdoopte Comédie Montaigne vele stukken van jongere toneelschrijvers opgevoerd. In 1928 werd hij directeur van het Théâtre de 1’Avenue, waar hij een markante opvoering van Molière’s Malade imaginaire bracht. In 1930 werd hij belast met de artistieke leiding van het Théâtre Montparnasse en in 1936 werd hij benoemd tot metteur-en-scène van de Comédie Française.
Baty verfoeide elk systeem: hij ging van het standpunt uit, dat elk stuk zijn eigen mise-enscène vraagt. Hij zocht naar de perfectie in elke opvoering, met verbeelding, soepelheid en durf. Hij zag in de mise-en-scène een plastische vertaling van de literaire tekst, waarbij het aankomt op het ensemble van spelers, costuums, décors, toneelbeeld en verlichting als samenwerkende factoren. Hij was een der weinige regisseurs, die zelf nimmer als acteur op de planken hebben gestaan. Zijn gezelschap trad in Nederland op met Phèdre. Hij schreef een stuk, getiteld Princesse Dulcinée, dat ook in Nederland werd gespeeld met Annie van Ees in de hoofdrol.
In 1940 heeft Baty zich van het toneel afgewend en zich gewijd aan het marionettentheater.
Lit. A. Villeroy, Dix ans de théâtre, Gaston Baty, 1920-1930 (Paris 1930).