Spaans lyrisch dichter (Toledo 1501 ? -Le Muy bij Fréjus 14 Oct. 1536), uit een aanzienlijk geslacht, trad in 1520 in dienst van keizer Karel V, die hij vergezelde naar Galicië en bij het optreden tegen de Comuneros (1521). In 1529 trok hij naar Italië, waar hij deelnam aan de veldtocht tegen Florence.
Daarna toog hij als diplomaat naar Frankrijk. Toen hij naar Italië terugkeerde, werd hij verrast door een verbanningsdecreet van de keizer, uitgevaardigd, omdat hij een huwelijksfeest had bijgewoond, waarvoor Karel V geen toestemming had verleend. Hij werd geïnterneerd op een eiland in de Donau. Na zijn korte straftijd reisde hij naar Napels, waar hij een van de vruchtbaarste perioden van zijn leven doorbracht (1532).
Hij sneuvelde in de Provence bij een heldhaftige aanval op een klein fort (Muy) en werd begraven te Toledo.Hij is het type van de „cortegiano” van de eerste helft van de 16de eeuw: zeer knap van uiterlijk, literair goed ontwikkeld, muzikaal, in blakende gunst bij de keizer, was hij een van de meest fascinerende persoonlijkheden van zijn tijd. Hij is de eerste grote italianiserende dichter van de Spaanse letterkunde. Heeft Boscan het Italiaanse elflettergrepige vers in Spanje geïntroduceerd, Garcilaso is er in geslaagd het werkelijk ingang te doen vinden. Hij heeft betrekkelijk weinig geschreven: drie ecloges, twee elegieën, één „epistola”, vijf „canciones” en achtendertig sonnetten.
Merkwaardig is dat hij, hoewel militair, zoveel behagen schepte in een zo weinig heroïsch en episch genre als de ecloge. De eerste (1536), ’s dichters meesterwerk, bevat veel autobiografische elementen. Men is er in geslaagd uit te vorsen, welke dames en heren met de eenvoudige herders en herderinnen worden bedoeld. Veel aandacht wordt ook geschonken aan de vriendschap, inz. die welke hij koesterde voor Boscán, aan wie de Elegia II is opgedragen, en met wie hij Vergilius en Horatius, Dante en Petrarca had bestudeerd.
Van de „canciones” is de bekendste de vijfde, die getiteld is A la flor de Guido, de eerste „lira” van de Spaanse letterkunde (i.e. een strophe van vijf versregels van zeven en van elf lettergrepen), zo genoemd omdat het woord lira in de eerste versregel voorkomt.
Reeds in de 16de eeuw werd Garcilaso als een klassiek Spaans dichter beschouwd. Fray Luis de León, San Juan de la Cruz e.a. volgden hem na in zijn italianiserende trant, inz. in de beoefening van de „lira”.
Bibl.: Obras, ed. T. Navarro Tomés (3de dr., Madrid 1935), in de reeks,,Clésicos Gastellanos”, t. 3, met inleiding; Obras (Buenos Aires 1939).
Lit.: H. Keniston, G. de la V., A critical study of his life and works (New York 1922), Hispanic Society of America; Margot Arce Blanco, G. de la V., Contribución al estudio de la lírica española del siglo XVI (Madrid 1930), Revista de Filologia Española, Anejo XIII; M. Altolaguirre, G. de la V. (Madrid 1933); R. Lapesa, La trayectoria poética de Garcilaso (Madrid 1948).