(ca 1100-1155), geestelijke en auteur van Latijnse pseudo-historische werken, van Britse (Bretonse of Welshe) afkomst. Vermoedelijk geboren te Monmouth en opgevoed in het klooster der Bretonse Benedictijnen aldaar, streefde hij achtereenvolgens naar de gunst van twee bisschoppen van Lincoln, koning Stephanus, diens tegenstander Robert van Gloucester en Galeran van Meulan, aan wie hij zijn werken opdroeg; eerst in 1152 werd hij tot priester en enkele dagen later tot bisschop van St Asaph gewijd.
Deze werken zijn De profetieën van Merlijn (vóór 1136), later opgenomen in zijn beroemde Historia regum Britanniae (oudste redactie waarschijnlijk in 1136), een romantische geschiedenis van Brittannië, van de legendarische kolonisering door Brutus, achterkleinzoon van Aeneas, tot het vertrek van Cadwaladr, de laatste Britse koning, die aan de Angelen en Saksen de heerschappij over het eiland betwistte. Galfridus noemt zelf als bron „zeker zeer oud boek in de Britse (Bretonse ?) taal”, dat door zijn vriend Walter, aartsdeken van Oxford, uit Bretagne gebracht en door hem in het Latijn vertaald zou zijn; deze voorstelling verdient geen geloof.De invloed der Historia is zeer groot geweest. Galfridus maakte de wereld bekend met Brutus, de stamvader der Britten; met koning Leir (Kymrisch: Llyr; bij Shakespeare: Lear) en zijn dochters; met koning Arthur, de overwinnaar der Saksen en Pieten, wereldveroveraar, middelpunt van een schitterend hof en bewoner van Avalon na de noodlottige slag van Kamblan (Camlann); met Merlijn (Myrddin), de tovenaar en profeet. Ondanks het protest van enkele schrijvers, die reeds in de 12de eeuw zijn werkwijze doorzagen, is dit werk tot in de 16de eeuw een hoofdbron der Engelse geschiedbeschrijving gebleven, in Wales nog veel langer. De voornaamste bewerkingen zijn: in het Anglo-Normandisch door Gaimar (kort voor 1150, verloren) en Wace (Geste des Bretons of Roman de Brut, 1155, met enkele toevoegingen, o.a. de Ronde Tafel); in het Engels door Layamon (Brut, ca 1200); in het Kymrisch een aantal onderling verschillende Bruts, die men wel eens met het „oude Britse boek” van Walter van Oxford heeft willen vereenzelvigen.
De Historia is zeker niet het uitgangspunt van de „matière de Bretagne” en biedt weinig materiaal ter verklaring van de romans van Chrétien de Troyes, die op andere overleveringen berusten. Galfridus’ auteurschap van de Vita Merlini (tegen 1148), een gedicht van 1529 verzen, is waarschijnlijk, doch wordt niet algemeen aangenomen.
DR TH. M. CHOTZEN +
Bibl.: The Historia regum Britaniae, with contrib. by A. Griscom (London 1929).
Lit.: W. Lewis Jones, Geoffrey of Monmouth, in Transactions of the Hon. Soc. of Cymmrodorion (1898-1899); E. Faral, La légende arthurienne, I, III (Parijs 1929), blz. 63 en vlgg.; R.
H Fletcher. The Arthurian material in the chronicles (Boston 1906).