Duits physioloog (Posen 14 Aug. 1834 - Straatsburg 4 Mei 1902), studeerde geneeskunde te Koningsbergen en werd er in 1865 buitengewoon hoogleraar, in 1869 gewoon hoogleraar in de physiologie te Halle en in 1872 te Straatsburg. Zijn onderzoekingen hebben vooral betrekking op de functie van het hart, op de beweging van het bloed, op de tonus der aderen, op het gevoelszintuig en op de strekking der halfcirkelvormige kanalen in het oor.
Vooral heeft hij zich verdienstelijk gemaakt door een onderzoek naar de functie der zenuwcentra.Bibl.: Beiträge zur Lehre von den Funktionen der Nervenzentren des Frosches (Berlin 1869); Ueber die Verrichtungen des Grosshims (Bonn 1881); Wider die Humanaster (1883, waarin hij de vivisectie verdedigt).