(Anagram: Vaelande), Vlaams geneesheer, tevens taal- en letterkundige (Ieperen 13 Oct. 1737-27 Nov. 1818), studeerde te Leuven, was leider van de Kamer van Rhetorica, „De Roziers met Melodij” te Ieperen, gaf in 1810 een door hem verbeterde uitgave van J. A.
Labare’s Vlaamse vertaling van Boileau’s Art poétique, maar is vooral bekend als uitgever van het maandschriftje Tyd-Verdryf (18051806), waarin hij optrad voor de verdediging van het Vlaams, voor zijn theorieën over spelling, grammatica en verskunst en een aantal vaak boertige gedichten van hemzelf en van sommige tijdgenoten liet verschijnen.Lit.: L. De Foere, Le Spectateur beige (1819), T. VIII, no 10, pp. 61-69.