Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Etienne jodelle

betekenis & definitie

heer van Lymodin, Frans dichter (Parijs 1532 -Juli 1573), behoorde tot de kring van Ronsard en de Pléiade, begon met sonnetten in de trant van Petrarca (Amours), waarmee hij later zelf een beetje de spot dreef (Contr’amours). Zijn bekendheid heeft hij echter vooral te danken aan zijn dramatisch werk. In 1558 gaf hij voor een hoffeest een spel Mascarade, dat echter een échec werd.

Daarna schreef hij ook nog satiren tegen de hovelingen, en tegen de Hugenoten oden en elegieën. Zijn Cléopâtre captive is de eerste Franse Renaissance-tragedie, gebaseerd op het verhaal van Plutarchus. Het stuk werd opgevoerd in 1553, gedr. 1574. Het is geheel naar antieke trant in 5 bedrijven, met koren; hiermee is in grote lijnen de klassieke Franse tragedie al geboren, voor de theorieën er zich meester van gemaakt hebben. In dezelfde lijn schreef Jodelle zijn blijspel Eugène (1552), naar inhoud en moraal niet dieper dan de Middeleeuwse farce (klucht). In 1560 schreef Jodelle nog een treurspel Didon se sacrifiant, vnl. naar het 4de boek van de Aeneïs, en misschien nog een blijspel La rencontre, dat verloren is gegaan, echter wellicht identiek is met de Eugène.Bibl.: Œuvres (1574; uitgeg. door zijn vrienden, slechts 1 dl verschenen) ; Œuvres in de serie La Pléiade française p.p. Ch. J. Marty-Laveaux (2 dln, I868-’7O) ; de drie toneelstukken ook in Viollet-le-Duc, Ancien théâtre franç. IV (Paris 1855); Cléopâtre, herdr. door F. Gohin (Paris 1925) en door M.

Bryce Ellis (Philadelphia 1946); Les Amours et autres poésies (avec la Vie de Jodelle p. Colletet), door A. van Bever (1907). Bloemlezing (met Du Bellay e.a.) : Choix de poésies (Lemerre, Paris 1931).

Lit.: H. Fehse, E. J. Lyrik (Oppeln 1880); Idem in Zs. f. franz. Spr. u. Lit.

II (1879), 182 vv.; S. Hoffmann, Die Dramen J. in: Herrigs Archiv für das Studium d. neueren Sprachen und Lit. LII (1874), P- 293 w.; A. Herting, Der Versbau E. J.s (Kiel 1884); P. Kahnt, Gedankenkreis der Sentenzen in J.s und Garniers Tragödien und Senecas Einfluss auf denzelben (Marburg 1885) ; J.

Friedrich, Die Didodramen des Dolce, J. und Marlowe in ihrem Verhältnis zu einander und zu Vergils Aeneis (Kempten 1888); K. Meier, Ueber die Didodramen des J., Hardy und Scudéry (Zwickau 1891); K. Horvath, Etienne J. (Budapest 1932; in het Hongaars met samenvatting in het Frans); M. Delcourt, J. et Plutarque, in: Bull, de l’Association G. Budé (1934) ; D. R.

Morgan, Le théâtre de J. (Paris 1935); R. Lebèque, La tragédie française de la Renaissance (Bruxelles 1944).

< >