Duits fysioloog (Berlijn 7 Nov. 1818 - 26 Dec. 1895), bestudeerde vooral anatomie en fysiologie, daarnaast dierlijke electriciteit en slaagde er in licht te verspreiden over de sinds jaren vermoede, maar nooit bewezen electrische verhouding van spieren en zenuwen in rust en beweging. In 1858 werd hij gewoon hoogleraar in de fysiologie aan de universiteit te Berlijn in plaats van Johannes Muller.
Hij is een van de voornaamste vertegenwoordigers van de fysische school der fysiologie en volgens zijn verzekering is de fysiologie de natuur- en scheikunde der levensverrichtingen.Bibl.: Quae apud veteresdepiscibuselectricisexstant argumenta (1843); Untersuchungen über tierische Electricität (2 dln, 18481884) ; Voltaire in seiner Beziehung zur Naturwissenschaft (1863) ; Ueber die Grenzen des Naturerkennens (rede op 14 Aug. 1872, in: Reden, Leipzig 1886 dl I, blz. 105 v.) (deze rede eindigt met zijn beroemd Ignorabimus) : Darwin versus Galiani (1876); Culturgeschichte und Naturwissenschaft (1878, herdr. met: Die sieben Welträtsel, 1882).