Frans politicus (Troyes 5 Juli 1872), sinds jaren erkende leider der radicaal-socialistische partij, werd in 1904 hoogleraar in de rhetoriek te Lyon en het volgende jaar tot burgemeester van deze stad gekozen, een functie, welke hij, behoudens een onderbreking van 1942-1945, tot heden is blijven bekleden. Hij heeft veel voor Lyon gedaan en geniet daar een grote populariteit.
Zijn intrede in de grote politiek deed Herriot, toen hij in 1912 tot lid van de Senaat werd gekozen: een in Frankrijk zeer ongebruikelijk debuut. Van 1916-1917 was hij minister van Openbare Werken in het kabinet Briand. In 1919 verwisselde hij zijn zetel in de Senaat voor een Kamerzetel. Tussen de beide Wereldoorlogen was Herriot een van de toonaangevende figuren in de Franse politiek. Hij was een groot voorstander van de „kartelpolitiek”, d.w.z. een samenwerking van de linkse partijen (met uitzondering van de communisten). Zijn eerste kabinet vormde hij in 1924.
De opdracht daartoe ging aanvankelijk uit van president Millerand, die hij door weigering tot aftreden dwong. De nieuwe president, Doumergue, handhaafde de opdracht en zo werd Herriot premier en minister van Buitenlandse Zaken. In de buitenlandse politiek streefde hij naar verzoening met Duitsland en naar Europese eenheid. Hij ijverde sterk voor het protocol van Genève*. In 1925 moest hij aftreden. Het jaar daarop vormde hij opnieuw een kabinet, dat echter slechts drie dagen aanbleef.
In het daarop volgende kabinet Poincaré nam hij zitting als minister van Onderwijs. Na twee jaren dwong zijn partij hem echter, zich uit de regering terug te trekken.
In Juni 1932 werd Herriot nogmaals minister-president, tevens minister van Buitenlandse Zaken. In Dec. moest hij weer aftreden, daar de Kamer weigerde hem te volgen bij het betalen van de oorlogsschulden aan de V.S., ongeacht dekking daarvan door Duitse herstelbetalingen. In 1933 en volgende jaren streefde hij naar toenadering tot de Sovjet-Unie, om een tegenwicht tegen het nationaal-socialistische Duitsland te vormen. Hij had nog als minister van Staat (d.w.z. zonder portefeuille) zitting in de kabinetten Doumergue en Flandin (1934 en 1935). In 1936 werd hij voorzitter van de Kamer.
Toen in 1942 maarschalk Pétain het bureau van de Kamer ophief, protesteerde Herriot hier heftig tegen. Hij werd daarop gearresteerd en naar Duitsland gevoerd. In 1945 bevrijd, keerde hij naar Frankrijk terug. In 1946 werd hij gekozen tot lid, in 1947 tot voorzitter van de Nationale Vergadering. Sinds eind 1946 is Herriot lid van de Académie Française. Hij is een brillant auteur vnl. van cultuurhistorische werken.
Bibl.: Philon le Juif (1897); Madame Récamier et ses amis (1904; herdr. 1924); Agir (1915-1916); Créer (1919)? La Russie nouvelle (1922); Lyon pendant la guerre (1924); Impressions d’Amérique (1924); Pourquoi je suis radical-socialiste (1928); La vie de Beethoven (1929); La Porte Océane (1932); Sanctuaires (1938); Europe nouvelle (1940).