Italiaans schilder (ca 1255 - Siena ca 1319), werkzaam te Siena van 1278 tot zijn dood, zet de traditie van de Italo-Byzantijnse kunst voort, maar geeft aan zijn figuren warmer en inniger leven dan zijn voorgangers. In 1285 heeft hij een opdracht gehad om een Madonna te schilderen voor S.
Maria Novella te Florence. Zeer waarschijnlijk is dit schilderij identiek met een nog ter plaatse bewaard exemplaar. Zijn hoofdwerk wordt echter gevormd door de Maestà in het museum van de Dom te Siena. De opdracht hiervoor kreeg hij in 1308. Het stuk kwam in 1311 gereed en werd toen in triomf naar de kathedraal gevoerd.Aan de voorkant laat het de Madonna zien tussen engelen en heiligen. Aan de achterkant vertoont het 26 taferelen uit het leven en lijden van Christus. Ook in dit werk is de grondslag nog Byzantijns, maar het bezit tevens opmerkelijk Westers-Gothische trekken, een sterker vermenselijking van de voorgestelde personen en pogingen om meer diepte in de taferelen te scheppen. Enkele onderdelen van dit werk bevinden zich te Londen en te Berlijn.
DR J. S. WITSEN ELIAS
Lit.: E. H. Weigelt, Duccio (Leipzig 1911); G. de Nicola, Mostra di opere di D. (Siena 1912); R. v. Marie, Recherches sur l’iconographie de Giotto et de D. (Strassburg 1920); G. Soulier, Cimabue. Duccio et les premières écoles de Toscane (Rome 1929).