Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DROIT D’ANGARIE

betekenis & definitie

(Latijn: ius angariae) is het recht van oorlogvoerenden, die niet over voldoende schepen de beschikking hebben, om tegen schadevergoeding onzijdige handelsschepen, die zich in hun havens bevinden, te vorderen om te voorzien in hun vervoersbehoeften. Het woord angaria is Latijn voor het Griekse woord ἀγγαϱεια (= bode- of postdienst), afgeleid van het woord ἀγγαϱος, dat in verband wordt gebracht met een Perzisch woord voor de boden, die, in herendienst van de Perzische koningen, van pleisterplaats tot pleisterplaats de post vervoerden.

Oorspronkelijk betrof het recht van angarie dan ook het vorderen van middelen van vervoer te land (paarden, voertuigen enz.) en pas later eveneens — ten slotte zelfs uitsluitend — van schepen met het bedienende personeel en vond het niet alleen bij volstrekte noodzaak en zelfs niet uitsluitend ten behoeve van de oorlogvoering toepassing. Zo werd er bijv. wel gebruik van gemaakt om een reis van de koning gemakkelijker te maken.Gedurende de 17de en 18de eeuw werd de toepassing van het angarierecht door tussen de verschillende zeevarende mogendheden gesloten verdragen geregeld. Aanvankelijk werd het in sommige verdragen toegestaan in geval van uiterste noodzaak. In andere tractaten werd het gedwongen dienstverband der bemanningen verboden, terwijl verder, in steeds toenemend aantal, verdragen werden gesloten, waarbij elk beslag op goederen en schepen van een verdragspartij, die tijdens een oorlog onzijdig is, uitdrukkelijk verboden werd verklaard. Ten slotte geraakte het geheel in onbruik.

Napoleon bracht het angarierecht opnieuw in toepassing, toen hij in 1798 een groot aantal onzijdige schepen vorderde voor het vervoer van zijn troepen, voor zijn tocht naar Egypte. Dit had tot gevolg, dat in de 19de eeuw weder in verschillende verdragen bepalingen aangaande het recht tot het vorderen van onzijdige schepen werden opgenomen. Tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871 beriep Bismarck zich op het ius angariae, toen de Duitse bevelhebber een zestal Engelse kolenschepen op de Seine had gerequireerd om de rivier door het tot zinken brengen dier schepen voor de Franse kanonneerboten te versperren. Na belofte van schadeloosstelling van Duitse zijde heeft de Britse regering de zaak verder laten rusten.

Tijdens Wereldoorlog I heeft het recht van angarie toepassingen gevonden, waarbij ook Nederland betrokken is geweest. Nadat reeds in 1914 Turkse schepen door de Engelse regering waren gevorderd, heeft deze in Mei 1917 een aantal Nederlandse schepen gerequireerd. De Nederlandse regering heeft tegen deze vordering geprotesteerd op grond van de overweging, dat het recht van angarie slechts voor gevallen van dringende noodzaak zou kunnen worden erkend. Niettemin hebben de Amerikaanse en Engelse regeringen zich opnieuw op het angarierecht beroepen, toen de V.S. op 20 Mrt 1918 op 77 Nederlandse schepen, die zich in Amerikaanse havens bevonden, beslag legden tegen bereidverklaring om de volle kosten aan de Nederlandse reders te vergoeden. Dit grote getal der gevorderde schepen maakte een beroep op uiterste noodzaak al heel moeilijk aanvaardbaar. Ondanks een door de Nederlandse regering ingediend protest tegen „een ouden regel, voor de gelegenheid opgegraven en toegepast op volkomen nieuwe omstandigheden ten einde beslag en masse door een oorlogvoerende op de handelsvloot van een neutrale te verontschuldigen”, bleef de Amerikaanse regering op de toepassing van dit „recht” staan; zij heeft de bemanningen aanstonds verlof gegeven de schepen te verlaten en volle schadevergoeding betaald. Verscheidene schepen zijn na de oorlog tot hun oorspronkelijke eigenaars teruggekeerd. Ook gedurende Wereldoorlog II is het recht van angarie weder toegepast.

MR L. V. LEDEBOER

Lit.: G. van Vollenhoven, Naasting, opvordering en ingebruikneming van koopvaardijschepen in den zeeoorlog (Versl. en Meded. v. d. Kon. Akad. v. Wetensch., Afd. Letterk., 5de reeks, III, 1918; herdr.: C. van Vollenhoven’s Verspreide geschriften, dl II; ’s-Gravenhage 1934); J. E. Harley, The law of angary (The Am. Journ. of Intern. Law, XIII; 1919); R. Arnsberg, Das Angarierecht (Münster i. W. 1922); F. Schlüter, Angarierecht u. amerik. Schiffsrequisitionen (Ztschr. f. ausl. öffentl. Recht u. Völkerrecht, XI, nrs 1/2; Jan. 1942).

< >