of Dura-Europos, een ruïnenstad in Syrië aan de Eufraat, in Mrt 1921 ontdekt in de heuvel Sâlihîek. Europos was een Macedonische kolonie, ca 300 v.
Chr. gesticht onder Seleucus Nicator en naar diens geboorteplaats in Macedonië genoemd (Doura was de oudere Babylonische naam). Het maakte sinds 165 deel uit van de Romeinse provincie Syria. In 256 werd het door de Perzen belegerd en veroverd en nadien verlaten. F. Cumont begon de ontgraving in 1922/’23; van 1927-1937 werd zij voortgezet door M. Rostovtzeff, C. Hopkins en R. du Mesnil du Buisson. Men heeft Doura-Europos terecht met Pompeji vergeleken, omdat ter wille van de versterking der muren door de Romeinen tijdens de belegering in 256 grote complexen gebouwen met puin en zand zijn bedekt, waardoor deze grotendeels intact zijn gebleven. Voor de dag zijn gekomen talrijke goed geconserveerde kunstwerken, voorwerpen uit het dagelijks leven, inscripties, papyri (vnl. in het Grieks) enz., doch vooral bekendheid verwierven de talloze wandschilderingen, vermoedelijk van inheemse kunstenaars, in particuliere huizen, in heidense heiligdommen, in een Christelijke kerk en in een synagoge. De kerk, daterend uit ca 232, is zeer klein; het baptisterium bevat merkwaardige taferelen uit het leven van Christus. Van groter betekenis is de uit 245 daterende synagoge. De wandschilderingen daarin vormen het enige bewaard gebleven specimen van de religieuze Oudjoodse schilderkunst, waarvan sprake is in de Palestijns-Talmoedische tradities uit de 3de eeuw n. Chr. De schilders ontlenen hun thema’s aan het O.T. en vertolken de in hun tijd gangbare rabbijnse exegese. Hierdoor worden hun schilderingen een merkwaardige illustratie van en bijdrage tot de oude Joodse Bijbelverklaring.MR H. F. WIJNMAN
Lit.: F. Cumont, Les fouilles de D.-E. (Paris 1926); A. G. Roos, D.-E., een herrijzende Graeco-Syrische stad, in: De Gids XCII, 2 (1928); The excavations at D.-E., preliminary rapport, 10 dln (New Haven 1928-’47); M. Rostovtzeff, D.-E. and its art (Oxford 1938); M. Rostovtzeff, Caravan Cities (1932); J. Johnson, Dura-Studies (1932); R. du Mesnil du Buisson, Les peintures de la synagogue de D.-E. (Rome 1939); H. F. Pearson Guide de la synagogue de D.-E. (Beyrouth 1940); A. Grabas, Le thème religieux des fresques de la syn. de D., in: Revue d’histoire des religions CXXIII (1941); J. Leveen, The Hebrew Bible in art (Oxford 1944); E. L. Sukenik, The Syn. of D.-E. and its frescoes (Jeruzalem 1947, in Hebr.); R. Wischnitzer, The Messianic theme in the paintings of D. Syn. (Chicago 1948); R. Meyer, Die Figurendarstellung in der Kunst des späthellenistischen Judentums, in: Judaica V (Zürich 1949).