(de Oprechte) was een achterkleinzoon van de kalief Ali en wordt door de Sji’ieten als de zesde der rechtmatige „imâm’s” 'uit Mohammed’s geslacht beschouwd. Er is niet veel over zijn leven bekend (ca 700 - Medina ca 765), hij leefde te Medina zonder zich met de politieke aspiraties van de Aliden tegen het regerende Omajjadenhuis in te laten.
In zijn tijd schijnt hij een man van groot gezag te zijn geweest, die zich onder meer met de alchemie zou hebben beziggehouden. Maar het meeste wat over hem verteld wordt is ongeloofwaardige Sji’ietische traditie.