Deutzia Thunb. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Saxifragaceeën. Het omvat ca 50 soorten vnl. Japanse en Chinese heesters, die zich onderscheiden door kortgesteelde, tegenoverstaande, gezaagde, behaarde bladeren, sierlijke bloemtuilen en bloemen met een klokvormige, 5-tandige kelk, 5 witte bloembladen, 10 meeldraden met bandvormige, witte helmdraden en een 3- 5-hokkig onderstandig vruchtbeginsel met vrije stijlen, wordend tot een veelzadige doosvrucht.
Twee soorten vooral zijn met haar verschillende variëteiten voor de bloemisterij en versiering van tuinen van zeer veel belang: D. gracilis Sieb. et Zucc., met slechts iets behaarde, heldergroene bladeren en later afstaande kroonbladen, en D. scabra Thunb. (syn. D. crenata Sieb. et Zucc.), met ruw behaarde, vooral van boven grijsgroene bladeren en rechtopstaande kroonbladen, die vooral bij de variëteit met gevulde bloemen vaak purper aangelopen zijn. Verder: D. parviflora Bge., D. discolor Hemsl. en D. purpurascens Rehd., alle uit China. Ook hybriden worden veel gebruikt, zoals D. Lemoinei, een bastaard van parviflora en gracilis, en D. kalmiaeflora, de bastaard van purpurascens en parviflora. De Deutzia’s worden door stek voortgekweekt, in de winter koud, maar vorstvrij bewaard en in het daarop volgende voorjaar, Mei, uitgeplant. Aanvankelijk wordt de plant voor te sterke zonneschijn beschermd, om ten slotte geheel onbeschermd te groeien. In Aug. worden de planten door zgn. „rondsteken” voorbereid voor de plaatsing in potten en kunnen in de herfst gereed zijn ter verzending.
