Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

De twentsche bank

betekenis & definitie

N.V., ontstond uit de in 1861 te Amsterdam opgerichte Twentsche Bankvereeniging. De stoot tot de oprichting van deze bank werd vnl. gegeven door de te Enschede gevestigde bankiersfirma B. W.

Blijdenstein en Co., welke firma ook te Londen een belangrijk filiaal bezat. De doelstelling van de nieuwe bank, die met een ongestort garantiekapitaal van ƒ 280 000 begon, was bovenal het verstrekken van credieten en het verlenen van diensten aan de Twentse industrie, tot welker opbloei zij inderdaad in de loop der jaren veel heeft bijgedragen. In 1868 werd de vereniging omgezet in een commanditaire vennootschap bestaande uit 71 vennoten, die zich gezamenlijk garant stelden voor een kapitaal van ƒ 757 000, terwijl twee jaar later een nieuwe vennootschapsacte passeerde, bij welke de naam in C. V. Twentsche Bankvereeniging B. W. Blijdenstein en Co. veranderd werd en het kapitaal op ƒ 2 720 000 werd gebracht.De vennootschap behield jaren lang een volkomen gesloten karakter; zo was de leiding in handen van enkele families, die grotendeels ook zelf de benodigde kapitalen bijeenbrachten: namen als Blijdenstein, Roelvink, Van Heek en Jentink kwamen dan ook in elk jaarverslag meermalen voor. Die jaarverslagen waren slechts voor een kleine kring van personen bestemd en gaven zeer uitgebreide en vertrouwelijke inlichtingen. Voor de aandelen, die slechts een enkele maal ter beurze verhandeld werden, kwam eerst in 1881 een beursnotering tot stand; tot een openbare emissie van aandelen kwam het pas na de eeuwwisseling; voordien was de inschrijving op nieuwe aandelen slechts opengesteld voor vennoten.

Kenmerkend voor het financiële beleid der bank was en is ook thans nog de zeer voorzichtige politiek, die immer werd gevolgd en welke tot uiting komt in de grote bedragen der reserveringen. Vooral in de vorige eeuw besteedde men zoveel aandacht aan de soliditeit en liquiditeit, dat de rentabiliteit daaronder vaak sterk leed. Toch konden verliezen niet altijd voorkomen worden, maar kenmerkend voor de sfeer in de onderneming is het toch wel, dat deze verliezen in het algemeen door de beherende vennoten zelf gedragen werden. Zo namen deze vennoten, toen de Londense vestiging in 1892 een verlies van ƒ 180 ooo leed, hiervan ƒ 140 000 voor eigen rekening en in 1904 namen zij vrijwillig een verlies van ƒ188 000 op zich.

In de loop der jaren trad de bank met vele instellingen in de provincie in nader contact, hetgeen niet zelden later leidde tot een fusie met of een overneming van de betrokken firma. Ook werden in het buitenland belangen verworven; zo werd de bank in belangrijke mate geïnteresseerd in de Westfaalse textielindustrie. De belangen in de Londense vestiging B. W. Blijdenstein en Co. werden in 1908 ondergebracht in „The Twentsche Bank Ltd.” waarvan het kapitaal op den duur uitgroeide tot £ 1 000 000.

Geleidelijk ontwikkelde de Twentsche Bank zich tot een algemene bank, die echter in de eerste plaats rekening hield met de Nederlandse industrie. Op 29 Dec. 1916 verkreeg de bank haar tegenwoordige status; ze werd omgezet in een naamloze vennootschap met een aandelenkapitaal van ƒ 30 000 000, waarvan f 16 ooo ooo was geplaatst. De Twentsche Bank kon nu haar activiteiten nog sneller ontplooien en nam een belangrijk aandeel in de in 1911 begonnen bankconcentratie. Tot consolidatie van het gewonnen terrein kwam het in 1931, toen een negental provinciale bankinstellingen, waarover controle was verkregen, in de bank werden opgenomen. Dat ook toen de groei zich bleef voortzetten, blijkt uit de hier opgenomen grafiek, welke het verloop van de drie cardinale posten van de balans — nl. de toevertrouwde middelen (deposito’s en crediteuren), de debiteuren en het schatkist- en ander overheidspapier — in de periode 1930-1950 laat zien.

Een van de belangrijkste stappen, welke de Twentsche Bank na Wereldoorlog II ondernam, is ongetwijfeld de oprichting in 1947 van de Twentsche Investeringsmaatschappij (T.I.M.) met een gestort kapitaal van ƒ 2 500 000. Deze maatschappij beoogt de voorziening in de kapitaalbehoeften in het bijzonder van niet-emissie-rijpe ondernemingen en wil zo een nuttige bijdrage leveren tot de verdere industrialisatie van Nederland. Teleurstellend was het, dat de resultaten dezer maatschappij weinig bemoedigend waren; de verliezen konden echter worden opgevangen door reeds tevoren gemaakte reserves.

Momenteel heeft de Twentsche Bank een hoofdkantoor en 4 bijkantoren te Amsterdam. 4 kantoren te Rotterdam, 2 te ’s-Gravenhage en 67 in de provincie, terwijl voorts in 39 kleinere plaatsen zitdagen worden gehouden.

De balans had per ultimo 1952 een totaal saldo van ƒ886,3 millioen. Aan de debetzijde domineerde de post Nederlands Schatkistpapier met ƒ 542,9 millioen, de post Debiteuren beliep ƒ 192,5 millioen en Deelnemingen waren gewaardeerd op f 17,9 millioen. De creditzijde toonde als voornaamste posten: Deposito’s ƒ 185,4 millioen, Crediteuren ƒ 607,0 millioen, Kapitaal ƒ 49,0 millioen en Reserves ƒ 19,5 millioen. In de naoorlogse jaren werden de volgende dividenden uitgekeerd: 1945: 3 pct; 1946: 6 pct; 1947: 7½ pct; 1948: pct; 1949: 7½ pct; 1950: 8 pct; 1951: 9 pct; 1952: 9 pct.

J. E. ANDRIESSEN.

< >