Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

De GONCOURT

betekenis & definitie

naam van twee Franse schrijvers: Edmond Louis Antoine Huot (Nancy 26 Mei 1822 - Champrosay 16 Juli 1896) en zijn broer Jules Alfred Huot (Parijs 17 Dec. 1830-Auteuil 20 Juni 1870). Na eerst een tijdlang de schilderkunst te hebben beoefend en zich gewaagd te hebben aan een gewone roman, wijdden de gebroeders De Goncourt zich aan de studie van de Franse cultuurgeschiedenis der 18de eeuw en de Revolutie.

Ze publiceerden hierover waardevolle monografieën, waarvoor eerst veel documentatiemateriaal moest worden verzameld. Deze wijze van werken bracht hen tot het schrijven van „documentaire” romans, waarvoor eerst ook dossiers werden aangelegd. Tot het verkrijgen van felle impressies dwongen ze zich hun onderwerpen te kiezen uit milieu’s welke hun eigenlijk vreemd waren: de wereld van de prostitutie, de omgeving van een hospitaal, of ze schilderden de physieke ondergang van een dienstbode onder invloed van alcohol en hysterie, Germinie Lacerteux (1865), hun meesterwerk. Hierdoor werden zij de gangmakers van de zgn. naturalistische school.

Ook het toneel trachtten zij te veroveren, maar de opvoering van Henriette Maréchal (5 Dec. 1865) verwekte een groot tumult, echter meer uit politieke dan uit literaire reacties bij het publiek.Hoe vreemd de Goncourts eigenlijk stonden tegenover het realisme in de kunst bewijst het feit dat men bij hen nergens een woord vindt over de twee grote tentoonstellingen van de realistische schilderkunst, die van Courbet (1855) en van Manet (1867). De boeken van de gebroeders De Goncourt zijn geschreven in een impressionnistische, enigszins precieuze stijl, met een zeer persoonlijk vocabulaire.

Na de dood van zijn broer Jules zweeg Edmond enkele jaren. In de geschiedenis van de twee acrobaten uit Les Frères Zemganno (1890) geeft hij daarna de nauwelijks verhulde schildering van de harmonische collaboratie met zijn broer. Vermeldenswaard zijn ook zijn studies over de Japanse schilderkunst en de meesters der houtsnijkunst uit datzelfde land, die hij als een der eersten in Frankrijk bekend maakte. In zijn Maison d’un Artiste (1881) geeft hij de beschrijving van zijn eigen woning te Auteuil, waar hij sinds 1885 zijn vrienden ’s Zondags ontving in wat hij „le grenier des Goncourt” noemde, een eerste vorm van de „Académie Goncourt”.

De grote rol door de gebroeders De Goncourt gespeeld in het kunstgebeuren van hun tijd is de laatste jaren vertroebeld door de luidruchtige actie rondom hun dagboek, waarin ze jarenlang elke avond hun indrukken hadden opgetekend over het kunstenaars-milieu waarin ze leefden en waarbij hun oordeel soms zo scherp was dat men nog niet heeft durven overgaan tot de integrale uitgave van het manuscript, ondanks de uitdrukkelijke wil van Edmond, die bij testament bepaald had dat het dagboek moest worden uitgegeven 20 jaar na zijn dood. Hij zelf had een gekuiste uitgave gegeven in 9 delen: Le Journal des G. (1887-1896).

DR R. WIARDA

Bibl.: Van Edm, en Jules: En 18.. (1851, 2e éd., intitulé: Un premier livre. En 18... Bruxelles, s.d. (1884); Le Salon de 1852 (1852); Mystères des théâtres (1852); La Lorette (1853); La Révolution dans les mœurs (1854) ; Histoire de la société française pendant la Révolution (1854);Hist. de la Soc. fr. pendant Le Directoire (1855); La Peinture à l’Exposition de 1855 (1855); Sophie Arnould, d’après sa Corr. et ses mémoires inédits (1857); Portraits intimes du XVIIIe siècle (1857); Histoire de Marie Antoinette (1858) ; L’Art du XVIIIe siècle (1859-1875) ;Les Hommes de Lettres (1860, vanaf 2de dr.: Charles Demailly) ; Les Mai tresses de Louis XV (1860) ; Sœur Philomèle (1861); La Femme au XVIIIe siècle (1862); Renée Mauperin (1864); Idées et Sensations (1866); Manette Salomon (1867); Madame Gervaisais (1869) ; Gavarni, l’homme et l’œuvre (1873) > La patrie en danger, drame (1873); La Du Barry (1878); Madame de Pompadour (1878); La Duchesse de Châteauroux et ses sœurs (1879); Pages retrouvées (1886); Préfaces et manifestes littéraires (1888) L’Italie d’hier. Notesde voyage (1855-1856 (1894).

Van Edm. aileen:Catalogue de l’œuvre de Watteau (1875); Catalogue de l’œuvre de Prud’hon ( 1876) ; La fille Elisa ( 1877) ; La Faustin ( 1882) La SaintHuberty d’après sa Corr. (1882); Chérie (1884); Lettres de Jules de G. (1885); Mademoiselle Clairon (1890); Outamaro, le peintre des Maisons vertes (1891); La Guimard (1893); Hokousaï. L’Art japonais du XVIIIe siècle (1896). Œuvres complètes d’E. et J. de G., éd. déf. vanwege de Académie Goncourt (sinds 1926).

Lit. : Index bibl. établi par le cercle de la Librairie, m. inl. v. J. M. Rosny aîné (1923); P.

Martino, Le Naturalisme français (923); L. Deffoux, Le Naturalisme (1929); A. Delzant, Les G. (1889); Y. Even, Etude médicale sur E. et J. de G. et leurs premiers romans (1908, thèse Paris); H.

Friedrich, Die litter. Theorien der G., diss. Heidelberg (1910); E. Koehler.

E. et J. de G. Die Begründer d. Impressionismus (1912); M. Fuchs, Lexique du Journal desG. (1912) ;P.

Sabatier, L’esthétique des G. (1920); Idem, Germinie-Lacerteux des G. (1946, Série: Les grands Evénementslitt.); M. Sauvage. J. et E. de G. (1933); F. Fosca, E. et J. de G. (1941).

< >