Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

COMPANIES ACT

betekenis & definitie

is een Engelse wet van I929, die de vroegere „companies (consolidation) act” van 1908 heeft vervangen, waarin verschillende wettelijke regelingen over georganiseerde burgerlijke samenwerking waren samengesmolten.

De voornaamste Engelse wettelijke associatievormen zijn:

1. „Ordinary partnerships”; deze zijn te vergelijken met de Nederlandse firma’s en worden grotendeels geregeld in de „Partnership Act 1890”.
2. „Companies incorporated by Royal Charter”; deze steunen op de bevoegdheid van de Kroon naar „common law”, welke bevoegdheid nader is geregeld door de „Chartered Companies Act 1837;” de „East India Company” is aldus ingesteld in 1600 en de „Bank of England” in 1674.
3. „Companies incorporated by special Act of Parliament”; in deze vorm (vaak geheel of nagenoeg gelijk) zijn vele ondernemingen gegoten, die kanalen, spoorwegen, havens, waterleidingen, lichtfabrieken, enz. exploiteren; een der oudste desbetreffende wetten is de „Trent Navigation Act” van 1766.
4. „Unincorporated companies constituted by contract”; zij danken hun ontstaan aan de te grote duurte van een „charter” en de te grote stroefheid van een „act of parliament”; zij zijn „partnerships” met enige bijzondere trekken, waarvan de overdraagbaarheid van de aandelen, waarvoor men er deel in nam, de belangrijkste is; zij werden gewoonlijk opgericht bij een „deed of settlement”, tussen enige „shareholders” en een „trustee” en doen denken, ook al door de onbeperkte aansprakelijkheid van hun „members”, aan een commanditaire vennootschap op aandelen (z commanditaire vennootschap); de wet van 1844 die deze nader regelde, schreef voor nieuw op te richten „companies” registratie voor en de opvolgende wetten van 1862, 1908 en 1929 behielden dit vereiste voor „companies for gain”, behalve voor zeer kleine (met 20 deelnemers of minder; of in banken tien of minder); na de wet van 1844 bleven en kwamen er dus ongeregistreerde „companies” en bij de „Registrar of Joint Stock Companies” geregistreerde, welke laatste enige voordelen en bevoegdheden bezaten boven de eerste, bijv. met betrekking tot het optreden in rechte.
5. „Building societies”, opgericht onder de werking der „Building Societies Act 1874”; zij zijn rechtspersonen en de deelnemers zijn beperkt aansprakelijk.
6. „Industrial and Provident Societies”, opgericht onder een naar hen genoemde wet van 1893, die veel op die, genoemd onder 5, gelijken.
7. „Friendly societies”, laatstelijk geregeerd door een wet van 1924.
8. „Trade Unions”, vakverenigingen,
9. „Limited Partnerships”, die vallen onder de „Limited Partnerships Act 1907”; zij lijken op de Nederlandse commanditaire vennootschap en zijn ook inderdaad ontleend aan het vasteland van Europa, maar komen weinig voor. i
10. De „Companies” onder de opeenvolgende wetten van 1862, 1908, 1929 en 1947, waarvan elke volgende de voorafgaande heeft opgeheven. Zij worden opgericht bij een „memorandum of association”, dat enige voorgeschreven gegevens moet bevatten; o.a. de bepaling, dat de aansprakelijkheid van de deelnemers beperkt is („limited”, het laatste woord van de naam moet daarom zijn „Limited”). Bij dit memorandum kunnen „articles of association” worden gevoegd, die nadere beheersregelen geven. Deze stukken moeten worden ingeschreven bij de „Registrar”; men krijgt dan een „certificate of incorporation”, waardoor de maatschappij geboren wordt. Zij kunnen het beste worden vergeleken met de Nederlandse,,naamloze vennootschappen”. De wet maakt een onderscheid tussen verschillende soorten „Companies”. Zij kent „private companies”, die geen beroep doen op het publiek ter inschrijving op haar aandelen en, een enkele uitzondering daargelaten, niet meer dan vijftig aandeelhouders hebben (die zelf geen „companies” mogen zijn) en de overdracht van aandelen beperken; daarnaast „Companies” die een prospectus voor deelneming uitgeven, dat dan aan verschillende vereisten moet voldoen; en voorts „Companies”, die geen „private company” zijn, geen prospectus uitgeven bij haar oprichting of niet diensvolgens tot aandeeluitgifte zijn overgegaan, doch steunen op een „statement in lieu of prospectus”. De wet van 1929 is herzien bij een wet van 1947; na de aanneming hiervan is een samensmeltingswet gemaakt ter wille van de overzichtelijkheid (verg. P. B. M. ten Bosch in De naamlooze vennootschap, 1948, blz. 79 e.v.).

PROF. MR R. P. CLEVERINGA

Lit.: Palmer’s ,,Company Law”, 18de dr., bewerkt door A. F Topham (1948); Buckley, The Law and Practice under the Companies Acts, 11de dr. (1930).

< >