schuilnaam voor Frédéric-Charles Bargone, Frans romanschrijver (Lyon 27 Apr. 1876), is oudzeeofficier evenals Loti*. Hij schreef een aantal exotische romans, welke hem een grote lezerskring bezorgden.
Van deze romans zijn de Oostaziatische of Turkse décors krachtig aangegeven, maar de karaktertekening van zijn figuren, hoe heftig ook hun avonturen, blijft een zwakke kant. Ook mist zijn werk de poëtische charme van Loti’s landschapssfeer. L’homme qui assassina (1907) en La Bataille (1909) zijn elk een geslaagd specimen van dit soort romans. Een poging om uit het exotische milieu te treden deed de schrijver met de in Lyonse burgerkringen spelende roman Mademoiselle Dax, jeune fille (1908), een poging die een échec werd. Daarna keerde hij tot de vlotte avonturenroman terug, zonder ernstige pogingen te doen om het genre te vernieuwen.Bibl.: Fumées d’Opium (1904); Les Civilisés (1906); Les petites Alliées (1910); La Maison des Hommes vivants (1911); Fin de Turquie (1913); Thomas Agnelet. gentilhomme de fortune (1913); Dix-sept histoires de Marine (1914); Quatorze histoires de Soldats (1916); Bêtes et Gens qui s’aimèrent (1920); Les Condamnés à Mort (1920); La dernière Déesse (1920); L’extraordinaire Aventure d’Achmet Pacha Djemaleddine (1921); Les Hommes nouveaux (1922); Mes Voyages, t. I (1924); t. II (1926); etc.
Lit.: M. Revon, G. F., son oeuvre (Paris 1924).