te vertalen met beschaving, komt van Lat. civis: (staats)burger, vanwaar civilis: wat des staatsburgers is. Het woord is een nieuwe vorming, daterend uit de 18de eeuw.
Evenals beschaving heeft het verschillende betekenissen. In de Franse en Engelse taal duidt het de beschaving in het algemeen aan; in het Duits heeft het een engere betekenis, waar het tegenover het begrip cultuur, als de eigenlijke beschaving, gesteld wordt. In verzwakte vorm is deze tegenstelling ook in de Nederlandse taal doorgedrongen, waar beide woorden gebruikt worden om verschillende aspecten van beschaving aan te duiden. Civilisatie duidt vooral op de naar buiten gerichte, algemene verschijningen van beschaving: goede manieren, welwillendheid in de omgang, een ontwikkelde techniek en organisatie van het maatschappelijk leven, een ontwikkeld rechtsstelsel, enz.; cultuur doelt meer op de „innerlijke” beschaving van een ontwikkeld gevoel voor kunst, moraal, wetenschap, van harmonische levensvorming en stijlgevoel.
Cultuur heeft dan ook meestal betrekking op bepaalde bloeiperioden van beschaving of bepaalde uitingen daarvan. Civilisatie duidt op een algemeen verschijnsel: datgene wat alle beschaafde mensen kenmerkt. Men spreekt niet van de civilisatie, maar van de cultuur of de beschaving der 17de eeuw; van cultuurgeschiedenis (de geschiedenis der civilisatie zou vooral betreffen: de ontwikkeling der omgangsvormen); een kunstwerk is een uiting van cultuur, niet van civilisatie.Dit verschil in betekenis hangt samen met sociale en nationale tegenstellingen welke in dit woordgebruik tot uitdrukking kwamen. Met het woord civilisation, in Frankrijk opgekomen ca 1750, werden aanvankelijk vooral de goede en verfijnde manieren aangeduid, gebruikelijk in de kringen van hof en adel. In de kringen die wetenschap en diepere beschaving vertegenwoordigden, werd het gebruikt om deze aan te duiden. De wederzijdse doordringing van beide kringen in Frankrijk gaf aan het woord de ruimere betekenis van beschaving in het algemeen in het maatschappelijk leven; het gaf uitdrukking aan een beschavingsideaal en duidde een proces aan dat in voortgang is: de beschaving eerst van het eigen volk, later ook van vreemde volken.
In Engeland was het woord civilization reeds in de 18de eeuw het gebruikelijke algemene begrip voor beschaving.
In Duitsland, waar de gegoede en ontwikkelde burgerij buiten de kringen van hof en adel gesloten bleef, werden de hofmanieren als „Zivilisation” aangeduid, waartegen de op geestelijk gebied zich ontplooiende „Kultur” van de ontwikkelde burgerstand wordt gesteld. Zo schrijft Kant (Idee zu einer allgemeinen Geschichte in weltbürgerlicher Absicht): „Wir sind im hohem Grade durch Kunst und Wissenschaft kultiviert. Wir sind zivilisiert bis zum Ueberlästigen zu allerlei gesellschaftlichen Artigkeit und Anständigkeit”. „Kultur” wordt dan het Duitse begrip voor beschaving (nog later het begrip voor Duitse beschaving). Nietzsche spreekt van een „abgründlicher Antagonismus von Kultur und Zivilisation” en waarschuwt om „die auflösenden und notwendig zur Décadence treibenden Mittel der Zivilisation nicht mit der Kultur zu verwechseln” (Wille zur Macht, 121; 122).
Spengler geeft aan de tegenstelling nog een andere inhoud: civilisatie is het verstarde eindproduct van een cultuur, waarin deze haar hoogtepunt overschreden heeft; het op het uiterlijke gerichte mechanische systeem, waarin de uit het innerlijke leven der gemeenschap voortkomende organische cultuur haar einde vindt, belichaamd vooral in de steenmassa’s en organisaties der moderne wereldstad (Untergang des Abendlandes, dl I).
MR J. BIERENS DE HAAN
Lit.: N. Elias, Ueber den Prozess der Zivilisation, I (Basel 1939); J Huizinga, Geschonden wereld, hfdst. I (Haarlem 1945); Alfred Weber, Ideen zur Staats- und Kultur Soziologie (Karlsruhe 1927); C. Brinkmann, Civilization, in Encycl. of the Social Sciences, vol.
III (1930).