Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CINO de’ Sigisbuldi DA PISTOIA

betekenis & definitie

meest Gino da Pistoia genoemd, Italiaans rechtsgeleerde uit de school der postglossatoren en dichter (Pistoia ca 1265-1337), is de vruchtbaarste poëet van de Dolce stil nuovo en, na Dante en Guido Gavalcanti, ook de beste uit kunstoogpunt. Hij studeerde rechten te Bologna, ging in 1292 naar Frankrijk, was van 1297-1301 te Bologna gevestigd, huwde in 1302 te Pistoia en moest kort daarop, daar zijn familie door traditie met de factie der Zwarten verbonden was, in ballingschap gaan, toen de stad in handen der Witten was gekomen.

Toen Hendrik VII in 1310 in Italië kwam, bereidde Cino als assessor van hertog Luigi van Savoye te Rome ’s keizers komst voor. In 1314 in de rechten gedoctoreerd, vervulde hij van 1321 -’31 met groot gezag leerstoelen voor rechtsgeleerdheid te Siena, Florence, Perugia, Bologna en Napels en bracht de methode van de Franse juristen uit de school van Orléans (de zgn. Ultramontani) naar Italië. Hij was leermeester van Bartolus, gold als een der grootste juristen van zijn tijd en schreef o.a. een commentaar op de eerste negen boeken van de Codex van Justinianus.

Na 1332 leefde hij teruggetrokken, bekleed met hoge ereambten, in zijn vaderstad. Zijn canzoniere, een 200-tal liederen en sonnetten, is grotendeels gewijd aan zijn hopeloze liefde voor Selvaggia, dochter van Filippo Vergiolesi, het hoofd der Witten van Pistoia. Vermaard zijn ook zijn zangen op de dood van Beatrice, van Hendrik VII en van zijn vriend Dante. Zijn gedichten zijn vaak duister, maar vertonen een fijne psychologische analyse, waardoor hij een waardig voorloper is van Petrarca, die in een beroemd sonnet zijn dood heeft bezongen.MR H. VAN DEN BERGH

Bibl.: G. Garducci, Antica lirica italiana (Firenze 1907); Rime di trecentisti minori, uitg. d. G. Volpi (Firenze 1907); Rime di G. da P. e di altri del sec.

XIV, uitg. d. G. Carducci (Firenze 1862); Le rime di G. da P., uitg. d. G.

Zaccagnini (Ginevra 1925).

Lit.: G. Zaccagnini, C. da P., studio biografico (Pistoia 1919) ; Idem, La lirica di G. da P., in Arch. romanicum, XI (1927); G. M. Monti, G. da P. giurista (Città di Castello 1924), m. bibliogr. v.

G. da P.’s critisch werk; Idem, Altre indagini su C. da P. in Studi Barillari, dl IV, blz. 21-65; W. Senior, G. da P., in Law Quarterly Rev.,dl 49, blz. 178 v.v.

< >