Deens staatsman (Faltring 18 Dec. 1829 - Kopenhagen 28 Nov. 1891), stamde uit een Juts boerengeslacht, bezocht een Rijkskweekschool, werd benoemd tot onderwijzer in Kolding, en in 1861 op Bogö, waar hij blijk gaf van grote belangstelling voor staatkundige vraagstukken. In 1866 werd hij gekozen tot lid van het „Folketing” — Tweede Kamer —voor Kolding, en hij behield het mandaat van dit kiesdistrict tot zijn dood.
Berg was gedurende de jarenlange conflicten tussen het conservatieve ministerie-Estrup en de conservatieve meerderheid van het „Landsting” — Eerste Kamer — enerzijds, en de liberale meerderheid van het „Folketing” anderzijds, van 1877 af, de leider van de oppositie (z Denemarken, geschiedenis). Ondanks herhaalde overwinningen bij de periodieke verkiezingen gelukte het die oppositie voorshands niet, vooral door het ontbreken van de onmisbare partijdiscipline, haar eisen ingewilligd te krijgen. Door het indienen van een provisionele begroting in 1885 schond, naar de oppositie niet ten onrechte meende, het ministerie het grondwettelijk recht van de Tweede Kamer haar goedkeuring te hechten aan alle ten behoeve van het staatsbestuur geraamde uitgaven. Het conflict verscherpte, de regering beperkte de vrijheid van drukpers en vergadering. Berg werd gevangengezet en op Estrup werd een aanslag gepleegd. Een nieuwe periode van bemiddelen brak aan, gedurende welke Berg overleed. De totstandkoming van het eerste parlementaire ministerie in 1901 heeft hij niet mogen beleven.DR W. VAN EEDEN
Lit.: E. Henrichsen, Christen B. (Kjöbenhavn 1911); F. Nörgaard, Christen B. (Kjöbenhavn 1915).
