is een der stelsels, waarmede men zich denkt de hoge kosten en de andere bezwaren, verbonden aan het onderhouden van beroepskaders bij de krijgsmacht, grotendeels te ondervangen. Het komt er op neer, dat men aan jonge officieren en onderofficieren een kort dienstverband (van bijv. vier of zes jaren) aanbiedt.
Het salaris van de dusgenaamde capitulanten is wel is waar gering, doch hun wordt na beëindiging van hun dienstverband overgang naar een passende burgerlijke overheidsbetrekking verzekerd. Slechts een klein gedeelte van de capitulanten krijgt gelegenheid om in de krijgsmacht dóór te dienen en daarin de hogere functies te bereiken.De voordelen van dit stelsel zijn de lage kosten, alsmede de omstandigheid dat men een jong kader houdt. Het grote nadeel van het capitulantenstelsel is echter de moeilijkheid om steeds weer passende burgerlijke betrekkingen te vinden voor de militairen, wier dienstverband verstreken is.
Met betrekking tot de onderofficieren heeft men reeds lang naar invoering van het capitulantenstelsel gestreefd en ten slotte is bij de Wet van 29 Nov. 1935, Stbl.685 tot verlaging van de openbare uitgaven het „Capitulantenreglement 1935” vastgesteld. Ter uitvoering daarvan is uitgevaardigd het „Capitulantenbesluit” (K.B. van 3 Apr. 1936, Stbl. 542).
Lit.: J. Vennik, Het Capitulantenreglement 1935 (Alphen a/d Rijn 1936); Capitulantenreglement 1935, tekstuitgave (ibid. 1936).