De inhoud komt voor een aanmerkelijk deel overeen met die van Colossenzen*; de stijl is in cc. I—III een op het Semietische gedachtenrijm gebouwd periodiserend proza („paulinische perioden”).
De brief keert zijn front (evenals Colossenzen) niet tegen het Jodendom, maar tegen een monotheïserend syncretisme. Voor inzicht in Paulus’ posities is hij derhalve minstens even belangrijk als de brief aan de Romeinen. Indeling:A. Inzichten (cc. I,3—III 21) :
1. Gods werk dient tot lof Zijner glorie (I : 3-14);
2. Christus de Heer der schepping (I : 15-25);
3. De Christen een schepping Gods (2 : 1-10);
4. Burgerrecht door Christus (2 : 11-13);
5. Christus pacificator (2 : 14-18);
6. De ware tempel (2 : 19-22);
7. Openbaring de bron dezer leer (3 : 1—7);
8. Gods herauten (3 : 8-13);
9. Kennis een gave Gods (3 : 14-19);
10. Lofprijzing (3 : 20-21).
B. Aansporingen (cc. IV, I-VI, 20):
1. Eenheid des Geestes (4 : 1-6);
2. Christus’ „lichaam” (4 : 7-16);
3. Levensvernieuwing (4 : 17-24);
4. Geboden (4 : 25-5 : 2);
5. Christenplicht (5 : 3-14);
6. Gemeenteleven (5 : 15-21);
7. Huiselijk leven (5 : 22-6 : 4);
8. Dienstbaarheid (6 : 5-9);
9. De wapenrusting Gods (6 : 10-20).
De brief begint met een Aanhef, 1 : 1-2, en sluit met een paar slotwoorden: 6 : 21-24. (Voor de zgn. echtheidsvragen z Bijbel en Tübingse School). De brief zelf is hoogstwaarschijnlijk een rondschrijven, van Caesarea uit, tussen 57 en 59 n. Chr.
Lit.: Inleiding tot het N.T., s.v., Commentaren N.T.,s.v.; R. Bultmann, Der Stil der paul. Predigt u. d. kynisch-stoische Diatribe (Göttingen 1910); J. de Zwaan, Le Rhythme logique dans l’épitre aux Ephésiens (Rev. Hist. Phil. rel. 1927, pp. 554-565); De Efezenbrief van Paulus (Haarlem 1927).