Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Brabanciones

betekenis & definitie

(„Brabançons”) is de naam waarmee men de zeer slecht befaamde huurlingen en avonturiers aanduidde die — georganiseerd in gewapende benden — sedert omstreeks het midden der 12de tot in de loop der 13de eeuw de landen van het Westen en inz. Frankrijk door hun plunderingen, brandstichtingen en moorddadige geweldenarij onveilig maakten.

Vooral de toenmaals nog rijke geestelijkheid, haar kerken en abdijen, waren het mikpunt van hun optreden. Het was in die tijden van onderlinge veten tussen vorsten en prinsen, vnl. op het Franse grondgebied, nog de gewoonte dat afdelingen huurtroepen zich ter beschikking stelden van de meest biedende. Niet alleen werd hun karige soldij vrij onregelmatig uitbetaald, maar, wanneer eenmaal de krijgsonderneming ten einde was, bleef er hun doorgaans niets anders over dan door roof- en strooptochten in hun onderhoud te voorzien. Ook talrijke wapenridders en krijgsknechten, die, na hun deelneming aan de Kruistocht, geen voldoende bestaansmiddelen meer vonden of zich aan het sedentaire leven niet meer konden gewennen, sloten zich bij zulke ongeregelde troepen aan. Dergelijke huurlingenbenden waren evenwel niet uitsluitend, en ook niet hoofdzakelijk, uit Brabanders samengesteld. Doch de Europese vermaardheid van de Brabantse „milites”, hun menigvuldige expedities in het buitenland, hadden er aanleiding toe gegeven dat hun benaming „Brabanciones” tot een verzamelnaam was uitgegroeid voor al de individuen van hun slag.

Toch noemde men dezen ook wel coterelli (Fr. cotereaux) en rupt(u)arii (Fr. routiers, in ’t Nederl.: ruiters, in de zin van rotgezellen). Kerkvergaderingen en synoden vaardigden tegen de Brabanciones wetten uit, en het Algemeen Concilie van Lateranen in 1179 — waar zij voor het eerst documentair worden vermeld — gewaagde zeer nadrukkelijk van hun „onmenselijke en niets ontziende wreedheid”. In 1183 werd hun een bloedige nederlaag toegebracht door de wapenknechten van het religieus genootschap der Caputiati of „Vredesbroeders van O.L. Vrouw”, dat in de streek van Auvergne te hunner verdelging was opgericht. Doch ook in de 13de eeuw lieten zij weer van zich spreken. Misschien vindt men ze wel voor een deel terug in de zgn. Compagnies, Tards-venus, Ecorcheurs, Malandrins en soortgelijken, in de twee volgende eeuwen.

Deze waren althans hun geestverwanten. Het demografisch verschijnsel der Brabanciones, zowel als dat der talrijke buitenslands vertoevende en omgekomen wapenridders, werpt, van sociaal standpunt uit, een niet te miskennen licht op de grote menigte van weduwen en maagden uit de hogere stand, die zich in die tijden in de Brabants-Luikse gewesten — hetzij als kloosterlinge, hetzij als recluse of Begijn — tot de godgewijde staat begaven.PROF. DR A. MENS O. CAP

Lit.: A. Mens, De „Brabanciones” of bloeddorstige en plunderzieke avonturiers, in Miscellanea Historica Alberti De Meyer (Leuven 1946), p. 558-570.

< >