Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Boudewijn i van constantinopel

betekenis & definitie

Boudewijn IX, graaf van Vlaanderen en van Henegouwen (Valenciennes 1171 - in Bulgarije, na 1205), was de zoon van Boudewijn VIII, graaf van Vlaanderen en Henegouwen, en van Margareta, zuster van Philips van de Elzas. Op 14-jarige leeftijd in het huwelijk getreden met Maria van Champagne, had hij reeds vroeg deel genomen aan de oorlogen, die zijn vader gevoerd had en, toen hij in 1195 Boudewijn VIII opvolgde, was hij rijk aan staatkundige en militaire ondervinding.

De vrede met de Franse koning Philips-August scheen moeilijk te kunnen standhouden, en de Vlamingen waren verbolgen over de twee mooie gewesten, die men hun ontrukt had, Vermandois en het graafschap Artesië. Boudewijn had zich nochtans aan zijn leenheer onderworpen en hem de vereiste hulde gebracht, onder voorwaarde het kasteel van Mortagne in het Doornikse te verkrijgen. Philips-August volbracht echter zijn belofte niet. Hierover vertoornd sloot Boudewijn een verbond met de koning van Engeland, Richard Leeuwenhart. Terwijl de Engelse vorst in Normandië vooruitdrong, viel de Vlaamse graaf het Doornikse binnen, dwong Doornik zich onzijdig te houden, en maakte zich meester van Douai, Bapaume, Péronne en Roye. Toen sloeg hij het beleg voor Atrecht.

Philips-August kwam weldra met zijn leger opdagen om de stad te ontzetten. Het gelukte Boudewijn door een aftocht te veinzen, de Fransen naar de moerassige streek rond Ieper te lokken en daar zijn vijand tot onderhandeling te dwingen, nadat hij, door het openen der sluizen, het Franse kamp onder water had gezet. Toen Philips-August te Parijs teruggekeerd was, liet hij al zijn beloften nietig verklaren en trachtte dus voor de tweede maal de Vlaamse graaf te verschalken. Daarop viel Boudewijn Artesië binnen en nam de stad Aire, waarna hij Sint-Omaars belegerde en innam. Na twee jaren strijd, waaronder het bondgenootschap in 1197 met Richard Leeuwenhart gesloten, daarna met zijn opvolger Jan I van Engeland hernieuwd werd, kwamen eindelijk de twee tegenstanders tot verzoening. In Jan. 1200 had te Péronne een samenkomst plaats. Door nood gedwongen, schonk de Franse koning een gedeelte van Artesië aan Vlaanderen terug en de befaamde Fossé-Neuf, weleer door Boudewijn van Rijsel gegraven om de inval van keizer Hendrik III tegen te houden, werd als grens tussen Vlaanderen en Frankrijk aangenomen.Nu de vrede gesloten was, kon Boudewijn zich met de binnenlandse toestand van zijn graafschappen Henegouwen en Vlaanderen bezighouden. Charters van landsvrede, tot het beschermen der openbare veiligheid, werden uitgevaardigd, handel en nijverheid beschermd, allerlei misbruiken uitgeroeid. Kronieken en historische verhalen werden opgesteld en de mannen van wetenschap mochten zich over zijn daadwerkelijke sympathie verheugen.

Ondertussen was een nieuwe Kruistocht voorbereid, waaraan Boudewijn zou deelnemen. Op Aswoensdag van 1200 nam hij, te zamen met zijn gemalin Maria, het kruis aan van de heilige tocht, in de Sint-Donaaskerk te Brugge. Na de nodige maatregelen te hebben getroffen om, gedurende zijn afwezigheid, de rust in zijn staten te doen heersen, vertrok de graaf met zijn leger, over land, terwijl zijn vloot het Zwin verliet om zijn gemalin Maria, met een uitgelezen schaar ridders, naar Venetië te voeren. Nadat de kruisvaarders Zara hadden ingenomen, kwam de Byzantijnse prins Alexis, in naam van zijn vader, die door een usurpator in de gevangenis was geworpen, om bijstand vragen. Boudewijn sprak ten voordele van de prins en, nadat de Venetianen, die zich van Constantinopel wensten meester te maken om reden van handelsconcurrentie, ook hadden aangedrongen, besloten de kruisvaarders naar die stad op te rukken. Door omstandigheden, die wij hier niet te verhalen hebben (zie kruistochten), werd in 1204 door de kruisvaarders Constantinopel ingenomen en een einde gemaakt aan de regering van de Byzantijnse of Griekse keizers aldaar.

Op 9 Mei 1204 werd graaf Boudewijn tot keizer uitgeroepen. De nieuwe vorst van Constantinopel wachtte geen gemakkelijke taak. Twisten ontstonden onophoudelijk tussen de kruisvaarders — die zich van de bezittingen der Byzantijnen hadden meester gemaakt — en de markgraaf van Montferrat, die koning van Thessaloniki was geworden, en door zijn hoogmoedige plannen grote moeilijkheden veroorzaakte. De ernstigste bedreiging was echter te zoeken bij de tsaar der Bulgaren, toen nog een halfbarbaars volk. Deze vorst, Joannitsa, had aan Boudewijn een bondgenootschap aangeboden, maar voorwaarden gesteld, die voor de Latijnse keizer vernederend waren. Toen Boudewijn dit voorstel dan ook hooghartig van de hand had gewezen, sloot Joannitsa een verbond met de onderworpen Grieken en maakte zich van de steden Didymotika en Adrianopel meester.

Boudewijn besloot toen die steden aan de Bulgaren te ontnemen. Met een klein leger van 8000 ridders trok hij te velde, maar werd door zijn listige vijand in een hinderlaag gelokt (14 Apr. 1205). Hij viel in handen der Bulgaren, want na de slag zag men hem niet weder, en hij is waarschijnlijk in gevangenschap gestorven.

PROF. DR L. VAN DER ESSEN

Lit.: J. J. de Smet, Mémoire hist. et crit. sur Baudouin IX, comte de Flandre et de Hainaut, in Mém. de l’Ac. roy. de Belg. (Bruxelles 1845); Idem, Baudouin IX et les chevaliers beiges à la 5me croisade, in dez. Mémoires (Bruxelles 1859).

< >