van Russisch bolsje = meer, dus: meerderheidsrichting, politieke theorie van de grootste der beide groepen (de andere: mensjewisme = minderheidsrichting), waarin de Russische Sociaal - Democratische Arbeiderspartij, sinds het 2de partijcongres in 1903 te Londen, uiteenvalt. Men heeft dit echter zo te verstaan, dat de naam Bolsjewisme zich blijft hechten aan de meest radicale groep der Russische sociaal-democraten, ook wanneer deze in het verdere verloop der geschiedenis tijdelijk in de minderheid komt.
Daar de theorie van het Bolsjewisme in hoofdzaak een schepping is van Lenin en deze in de strijd van zijn partij voor de proletarische revolutie de dominerende figuur is geweest, is naast Bolsjewisme de benaming Leninisme zeer gebruikelijk.
Begrip
Het Bolsjewisme is de theoretische uitbouw van de leer van Marx ten opzichte van de economische en politieke ontwikkeling, zoals die zich na Marx voltrokken heeft in de periode van het imperialisme en de proletarische revolutie.
Principieel identiek met het Marxisme, werkt het Bolsjewisme een aantal grondgedachten van Marx nader uit naar gelang van het verloop der historische ontwikkeling en in voortdurende wisselwerking met de tactische problemen, die zich in de klassenstrijd voordoen. De voornaamste elementen van de uitbouw van het Marxisme in het Bolsjewisme zijn:
1. Het begrip imperialisme, dat, hoewel oorspronkelijk niet van socialistischen huize, zijn meest specifieke inhoud kreeg in het eerste decennium der 20ste eeuw onder de handen van de socialistische theoretici in de linkervleugel der 2de Internationale (Hilferding, Rosa Luxemburg, Radek), die in hun critiek op het reformisme het begrip imperialisme als jongste faze van het kapitalisme in de socialistische maatschappijbeschouwing opnamen.
2. De dictatuur van het proletariaat, d.i. de noodzakelijkheid van een periode van dictatoriaal gezag, uitgeoefend door een voorhoede van klassebewuste revolutionnairen, als overgang van de door de kapitalistische klasse beheerste naar de klassenloze, socialistische maatschappij, omdat het alleen door een dergelijke dictatuur mogelijk is het staatsapparaat van het kapitalisme te breken en dit de enige mogelijkheid is om het kapitalisme blijvend te overwinnen. Dit inzicht werd gewonnen uit hernieuwde bestudering van de Parijse Commune, die mislukt was, niet omdat zij haar doel te hoog stelde, maar o.a. omdat zij niet radicaal met het oude gezagsapparaat had gebroken.
3. De omzetting der arbeiderspartij in een politieke organisatie van die klassebewuste voorhoede, zodanig, dat zij geschikt is:
a. om de subjectief-menselijke voorwaarden te scheppen, die naast de objectief-maatschappelijke nodig zijn voor het welslagen van de sociale revolutie en
b. om na die revolutie de dictatuur van het proletariaat politiek uit te oefenen.
4. De vorming van een nieuw proletarisch-democratisch staatsapparaat — het sovjet- of radenstelsel — ter vervanging van het burgerlijk-democratisch parlementarisme.
5. De hegemonie van het proletariaat in de strijd tegen de heersende klasse, zoals die voor het eerst historisch was opgetreden in de Russische revolutie van 1905, in tegenstelling tot de burgerlijke revoluties der 19de eeuw, waarin het proletariaat zich nog als onbewust werktuig voor burgerlijk-democratische doeleinden in de strijd liet drijven.
Zoals het sub 3, 4 en 5 genoemde volgt uit het sub 2 genoemde, zo volgen uit het sub 1 genoemde de beide volgende punten:
6. Het in de revolutionnaire strijd betrekken van grote, ongeorganiseerde en onbewuste antikapitalistische massa’s: geproletariseerde en half-geproletariseerde boeren, koloniale en half-koloniale volken, onderdrukte nationaliteiten en ook de buiten het partijverband gebleven arbeidersmassa’s, in acties op korte termijn voor een bepaalde eis van de dag (stakingen, huurdersacties, anti-oorlogsacties, enz.).
7. De gedisciplineerde bouw der bolsjewistisch-communistische arbeiderspartijen als één internationale wereldorganisatie (Komintern), verdeeld in nationale secties, in tegenstelling tot het federatieve karakter der oudere Internationales, en van de secties als een democratisch-centralistisch geleid verband van kleine zelf-actieve centra (cellen).
Geschiedenis
Tot omstreeks 1880 vindt het socialisme in de 19de eeuw in Rusland zijn aanhang vnl. onder de narodniki. Dan keert een groep jonge revolutionnairen (G. Plechanow, P. Axelrod) zich tot het Marxisme en sticht, in tegenstelling tot de narodniki, de organisatie Oswobozjdenie Troeda (Bevrijding van de Arbeid), die in 1889 Plechanow afvaardigde naar het eerste congres van de Tweede Internationale, en daarmee tot Russische Sociaal-Democratische Arbeiderspartij werd. Het conflict op het Londens congres dezer partij (1903), dat op de duur tot de splitsing in Bolsjewiki en Mensjewiki leidde, draait schijnbaar om een iets meer of minder ruime toelatingsparagraaf in de partijstatuten, maar in werkelijkheid om de vraag van samenwerking met de liberale, maar, ten opzichte van het tsarisme, revolutionnaire bourgeoisie en intelligentsija, m.a.w., of de overgang van autocratie naar socialistische staat in Rusland, evenals in West-Europa, alleen via een liberaal-kapitalislische faze bereikt zou kunnen worden. Een ruimere toelatingsparagraaf toch betekende het opnemen en het meespreken in de partij van een groot aantal passief-sympathiserende klein-burgerlijke intellectuelen en half-intellectuelen, wier eisen in de practijk niet verder gingen dan een democratisch liberalisme, waartegenover de Bolsjewiki (Plechanow, Lenin) hun stelsel van een kleine, straffe organisatie van revolutionnairen-voor-het-leven stelden.
Ook andere punten van het bolsjewistisch programma vonden hier al hun eerste formulering. Zo werd ten opzichte van het boerenvraagstuk geëist: opheffing van de resten der lijfeigenschap, teruggave aan de boeren van de otrezki (voor de landeigenaren gereserveerde stukken land bij de boerenemancipatie van 1861), inbeslagneming van kerkelijke en apanage-goederen en vorming van boerencomité’s in de dorpen; in de nationaliteitenkwestie: het zelfbestemmingsrecht der volken, wat bestreden werd, o.a. door Rosa Luxemburg als in strijd met de internationale eenheid van alle proletariërs; i. z. de verhouding tot de liberalen: de ontmaskering van de burgelijk-revolutionnaire beweging in haar sociale beperktheid en politieke ontoereikendheid.
Onmiddellijk na het Londens congres gaan Plechanow en velen met hem onder invloed van P. Axelrod naar de Mensjewiki over, die zich daardoor meester maken van het partijapparaat en van het blad Iskra. De splitsing voltrekt zich en blijft ondanks voorbijgaande schijnhereniging (op het congres van Stockholm in 1907) bestaan. Op het eind van 1904 sticht Lenin in Genève een nieuw orgaan voor de bolsjewistische partij: Wpered (Vooruit) (later, na 1911, de Prawda, Waarheid, die tegenwoordig nog het leidende dagblad van het Bolsjewisme is). Overeenkomstig de lessen uit de revolutie van 1905 getrokken, wordt het partijprogramma uitgebouwd op de volgende punten:
1. de voorbereiding van de gewapende opstand (agitatie in het leger, vorming van een gewapend en geoefend kader);
2. het boerenvraagstuk (nationalisatie van de bodem, onmiddellijk na de revolutie);
3. de noodzakelijke rol van de arbeidersklasse als voorhoede en leidster van iedere revolutie, omdat zij de enige tot het eind toe revolutionnaire klasse is;
4. het radenstelsel, dat tijdens de revolutie van 1905 al een korte verwezenlijking had gevonden.
Bij de ineenstorting van de 2de Internationale in het begin van Wereldoorlog I in even zoveel nationalistische arbeiderspartijen als er strijdende naties waren, stelt de bolsjewistische partij de eis van omzetting van de oorlog in de burgeroorlog tegen de eigen imperialisten en neemt deel aan de pogingen tot vorming ener nieuwe revolutionnair-socialistische, principieel internationalistische concentratie (Zimmerwald 1915, Kienthal 1916), waaruit in 1919 de 3de of Communistische Internationale zou groeien. In de Febr.-(Mrt-)revolutie van 1917 vormt zich in Petrograd naast de voorlopige burgerlijk-democratische regering volgens de traditie van 1905 een sovjet van arbeiders en soldaten (arsolraad), die onder mensjewistische leiding zich bepaalt tot „druk van onderop”. Daartegenover stelt Lenin dadelijk na zijn terugkeer uit het buitenland voor de bolsjewistische partij de eisen: alle macht aan de sovjets in plaats van een burgerlijk-parlementaire regering, confiscatie van land en banken onder sovjet-controle, verbreking van het verbond met de geallieerde kapitalisten, dus vrede en demobilisatie. Door deze politiek-klare formulering van half-bewuste eisen van arbeiders en boeren in het leger en daarbuiten, groeit de aanhang der bolsjewistische partij snel aan en kan zich de Oct.-(Nov.-)revolutie voltrekken. Van dat tijdstip af wordt de bolsjewistische politiek de politiek van de Sovjet-Unie en van de 3de Internationale, waarvan de bolsjewistische partij eerst als K.P.R. (Communistische Partij van Rusland), dan als W.K.P.B. (de Communistische partij van de Sovjet-unie, Bolsjewiki) de voornaamste sectie vormt. De geschiedenis van het Bolsjewisme, die na Oct. 1917 samenvalt met die van de beide bovengenoemde lichamen, wordt daarom hier niet verder vervolgd.
PROF. DR J. M. ROMEIN
Lit.: G. Plechanow, Verzameling van zijn geschriften in het Russisch uitg. door Rjazanow vanwege het Marx-Engels-Instituut te Moskou, in 26 dln (1923-1925). In het Duits zijn van hem vertaald: Beiträge zur Gesch. des Materialismus (1896), Grundprobleme des Marxismus (1913), Anarchismus u. Sozialismus (1894); N. Lenin, Verzamelde Werken, worden uitgegeven door het Lenin-Instituut te Moskou in 30 dln, van deze standaarduitgave verschijnen ook tal van vertalingen; de Duitse was in 1939 compleet in 25 dln; N. Boecharin, Theorie des historischen Materialismus (1922) en Het A.B.C. van het Communisme, voor Nederland bewerkt (1925); J.
Lenz, Die II Internationale und ihr Erbe (1889-1929) in Beitr. z. Gesch. d. Arbeiterbew., dl II (1930); E. Jaroslawski, Aus der Gesch. der Komm. Partei der Sowjet-Union, in Beitr. z. Gesch. d.
Arbeiterbew. Bd I (1929); N. Popov, Outline history of the Communist Party of the Soviet Union, 2 dln (London 1935); Gesch. van de Comm. Partij der Sowjet-Unie (Bolsjewiki) (Amsterdam 1939).
Niet-bolsjewistische lit. over het B.: Otto Bauer, Bolschewismus oder Sozialdemokratie (3de dr. 1921); Mautner, Der Bolschewismus (12de dr. 1922); Martow, Gesch. der russ. Sozialdemokratie (1926); Fülöp-Miller, Geist und Gesicht des Bolschewismus (1926); H. J. Laski, Communism (1927, Home Univ. Library); Bertrand Russell and Scott Nearing, Bolshevism and the West (1931); W. Gurian, Der Bolschewismus (1931): A.
Rosenberg, Gesch. des Bolschewismus, von Marx bis zur Gegenwart (1932); F. I. Dan, Proizchozjdenije Boljsjewizma (New York 1946); Nicolai Berdjajew, Betekenis en oorspr. v. h. Russische Comm. (Ned. vert. v. J. Schregardus, Amsterdam 1939).
Periodieken: De bolsj. periodieken Iskra, Prawda, Wpered zijn van groot belang, maar complete exemplaren er van zijn vrijwel alleen in het Marx-Engels- en Lenin-Instituut te Moskou. Dit laatste geeft ook verschillende periodieken uit met betrekking tot de geschiedenis van het B. en bevat in zijn jaarlijkse Leniniana lopende bibliografieën over het onderwerp. De Istpart (Historische Commissie van de Communistische Partij der Sovjet-Unie) geeft soortgelijk materiaal uit in haar maandblad Proletarskaja Rewoljoetsija (Proletarische Revolutie).