later lord (Battersea, Surrey 1 Oct. 1678 - 12 Dec. 1751), bracht wilde studiejaren in Oxford door en maakte daarna reizen in het buitenland totdat in 1701 zijn vader hem een plaats bezorgde in het Lagerhuis. Zijn schitterende welsprekendheid bezorgde hem grote roem in het Parlement, waar hij spoedig de leider werd van de gematigde Torypartij.
Hij blijft een raadselachtige persoonlijkheid, een „Alcibiadesfiguur”, wiens onmiskenbare bekwaamheden benadeeld werden door grote zedeloosheid, belustheid op politieke macht en eerzucht. Toen in Aug. 1710 de Torypartij weder aan het bewind kwam, werd hij belast met de portefeuille van Buitenlandse Zaken in het ministerie Harley (lord Oxford). Met alle kracht streefde hij er naar, een einde te maken aan de Spaanse Successie-oorlog, terwijl de invloed van Marlborough, die op de Whigs steunde en die de oorlog met alle kracht wilde voortzetten, ernstig taande. Reeds was hij in geheime onderhandeling met Frankrijk, dat belangrijke handelsvoordelen aan Engeland beloofde en de handel met Nederland tegenwerkte, en in het najaar van 1711 waren Frankrijk en Engeland het over de vredesbepalingen eens geworden, toen Marlborough als opperbevelhebber werd ontslagen en Bolingbroke de handen geheel vrij kreeg. Hij gelastte de Engelse troepen geen slag met de Franse te leveren, toonde openlijk zijn vreugde over de overwinning der Fransen bij Denain en ging daarna zelf naar Parijs, om met de koning te onderhandelen. Op 19 Aug. 1712 werd een wapenstilstand gesloten, waarop de Republiek moest toegeven en berusten in vredesonderhandelingen, op veel minder voordelige voorwaarden dan in 1709 mogelijk scheen.
St John, die in Juli 1712 was verheven tot viscount Bolingbroke, kon nu doorzetten: vooral door zijn toedoen en dat der nu oppermachtige Tories kwam de vrede te Utrecht, waar Bolingbroke zelf tweemaal heen reisde, vrij spoedig tot stand, zeer voordelig voor Engeland, weinig gunstig voor de Republiek. Bolingbroke was oppermachtig. Toen zich een aanmerkelijk verschil van gevoelens openbaarde tussen de grootschatbewaarder Harley en hem, werd eerstgenoemde 27 Juli 1714 door koningin Anna ontslagen en hij in diens plaats benoemd. In deze jaren had hij alles beproefd om de koningin te doen opvolgen door de pretendent, Jacobus Stuart, die hij daarbij wilde overhalen protestant te worden. Dit was echter mislukt en ook was hij er niet in geslaagd de Act of Settlement, die de Stuarts uitsloot, ingetrokken te krijgen. Koningin Anna stierf 1 Aug. 1714, vier dagen nadat Bolingbroke Harley was opgevolgd.
Hij werd nu onmiddellijk ontslagen. De Whigs, onder Walpole, felle tegenstanders van de vrede van Utrecht, kregen onder George I de leiding, zodat Bolingbroke, aangeklaagd van hoogverraad, naar Frankrijk vluchtte (28 Mrt 1715), waar ook de pretendent zich bevond, die hem tot minister benoemde. Een inval in Engeland mislukte. Jarenlang hield Bolingbroke verblijf in Frankrijk en oefende in die tijd in een aantal beroemd geworden, felle brochures heftig critiek uit op de Engelse toestanden. Hij viel er eveneens in ongenade en deed jarenlang pogingen in Engeland terug te komen, maar verkreeg van de Whigs pas in 1723 toestemming daartoe, ontving zijn verbeurdverklaarde goederen terug, maar bleef uitgesloten van het lidmaatschap van het Parlement. Een tijdlang leefde hij stil op zijn landgoed Dawley in vriendschappelijk verkeer met geleerde personen, maar al spoedig mengde hij zich weer in de politiek en schreef vlugschriften tegen Walpole.
Heftig keerde hij zich tegen deze oppermachtige minister, gesteund door de vriendschap van de Prins van Wales, maar herhaaldelijk moest hij naar Frankrijk gaan, als zijn tegenstanders weer een overwinning behaalden. Daar heeft hij een tijdlang veel omgegaan met Voltaire en enkele van zijn geschriften ademen dan ook de moderne geest der verlichting.Bibl.: Essays: Concerning the nature, extent etc. of human knowledge; On the folly and presumption of philosophers; On the rise and progress of monotheism; On the authority in matters of religion; politieke geschriften: Reflections upon Exile (1754); Dissertation upon Parties (’s-Gravenhage 1734); Letters on the Study and Use of History (1752); The Idea of a Patriot King (1749-1752); The Spirit of Patriotism (1752); sommige dezer eerst verschenen in het door hem geleide periodiek The Craftsman (1726−1747). Zijn verzam. werken werden uitg. d. D. Mallet in 1754 in 5 dln en later meermalen.
Lit.: Actes concernant la paix d’Utrecht, 6 dln (1713-’14); Geikie and Montgomery, The Dutch Barrier (1930); Bannier, De vrede van Utrecht (programma Utr. sted. gymn. 1913); W. Sichel, B. and his Times (1901), met: A Sequel (1902); G. M. Trevelyan, England under Queen Anne (in dl III); Winston Churchill, Life of Marlborough (in dl IV); Field-house, in History, dl 23 (1938); Leslie Stephen, History of English Thought in the Eighteenth Century (2 dln); Walter Ludwig, Lord B. und die Aufklärung (1930); B.’s Defence of the Treaty of Utrecht, being Letters VI-VIII of The Study and Use of History; with an introd. by G. M. Trevelyan (Cambridge Univ.
Press 1933); H. F. Reiners, B.’s polit. Lehren (Köln 1932); C. Petrie, B. (1937); P. Baratier, Lord B., ses écrits politiques. Lettres inéditesa Lord Stair (1716-1720), (1939) 2 dln.