Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Bierens de haan, johannes diderik

betekenis & definitie

Nederlands wijsgeer (Amsterdam 14 Oct. 1866 - Haarlem 28 Sept. 1943), studeerde te Utrecht en promoveerde aldaar in 1891 tot doctor in de theologie op proefschrift De beteekenis van Shaftesbury in de Engelsche ethiek. Hij was een aantal jaren als Ned. Herv. predikant werkzaam te Ootmarsum, Hoogland en Roosendaal (Gld.), daarna wijdde hij zich geheel aan wijsgerige en literaire studies.

Hij trad o.a. op als docent aan Volksuniversiteiten, de Intern. School voor Wijsbegeerte te Amersfoort en de School voor Maatsch. Werk te Amsterdam.Waarschijnlijk is er geen tweede Nederlandse wijsgeer, die zó grote groepen in woord en geschrift heeft bereikt als hij, waartoe zijn stijl, die zeer verzorgd en van literair gehalte is, veel heeft bijgedragen.

De wijsbegeerte van Bierens de Haan is van mystisch-religieuze aard en, hoewel zij elementen, ontleend aan Plato, Spinoza, Kant en Hegel, bevat, draagt zij een onmiskenbaar eigen stempel. Zij is metafysisch idealisme, uitgewerkt tot een alleszins gefundeerde levensleer met als practisch doel de innerlijke harmonie. Bierens de Haan kent aan de menselijke persoonlijkheid een grote waarde toe.

Merkwaardig is de ontwikkeling van Bierens de Haan in zijn verhouding tot het werk van Spinoza, dat hij aanvankelijk als van naturalistische aard beschouwde, maar dat hij ten slotte volledig ging waarderen als een mystisch-religieuze levens- en wereldbeschouwing van voorname allure.

Bibl.: De psychische afkomst van het oorzaakbegrip (1895); De norm der waarheid is in ons zelf (1897); Idee-Studies (1898); Levensleer naar de beginselen van Spinoza (1900); Plutarchus als godsdienstig denker (1902); Wijsgeerige studies (1904); De wandschildering in de Herv. Kerk te Rosendaal (1905); Opvoeding en Schoonheidszin (1909); De weg tot het inzicht, een inleiding in de wijsbegeerte (1909); Uren met Spinoza (1913); Dante’s mystische reis (1914); Goethe’s Faust (1915); Geschiedenis van het wijsgeerig denken (1916); De Verborgen Harmonie (1916); Wereldorde en geestesleven (1919); Hoofdfiguren der geschiedenis van het wijsgeerig denken I (1921); Vergezichten (1921); Idealistische wijsbegeerte (1923); Gedenkboek der Volksuniversiteit Amsterdam (in samenwerking met anderen; 1923); Kants beteekenis voor de wijsbegeerte (in samenwerking met anderen; 1924); Menschengeest: rede, zedelijkheid, schoonheidszin, religie (1926); Het groen wit groene boek; uitgave ter gelegenheid v. h. 10-j. bestaan der V.U. te R.’dam (in samenwerking met anderen; 1927); Hoofdfiguren der geschiedenis van het wijsgeerig denken II (1929); De zin van het komische (1931); Benedictus de Spinoza Amstelodamensis (in samenw. m. anderen; 1932); Schopenhauer (1933); Spinoza (in samenw. m. anderen; 1933); Het tragische: schuld-noodlot-bevrijding (1933); Plato’s levensleer. Logos, ethos, pathos (1935); In gewesten van kunst en schoonheid (1937); Het rijk van den geest (1938); Perspektieven (1939); Uren met Schopenhauer (1939); Amor, caritas en het Altruïsme (1941); Innerlijk bestand zijn (1941); De levende gedachten van Hemsterhuis (1941); De levende gedachten van Leibniz (1942); Ethica (1943); Uit de gesch. der metaphysische aesthetica (1943); Politeia (1948).

Lit.: H. Wolf, De wijsbegeerte van J. D. B. d. H. (in De Stem, 1921); H. Aalbers, De Wijsbegeerte van Dr J.

D. B. d. H. (1932, ook als artikel in: Vragen van den Dag); H. Aalbers e.a., Feestbundel, aangeboden aan Dr J. D. B. d.

H. (1936); In memoriam Dr J. D. B. d. H. (1944 en in Tijdschrift voor Wijsb. XXXVII, 2, waar men een volledig bijgewerkte bibliographie vindt); W. R. van Brakell Buijs, Ter herdenking van Dr J.

D. B. d. H. (1944).

< >