noemt men de rechte, taaie wilgentenen, bestemd om ander, tot rijswerken behorend, rijshout te binden. Zij worden speciaal gekweekt voor de mandenmakerijen.
Men onderscheidt kruis-, knijp- en wiepband, naar gelang van afmetingen en het gebruik, dat er van gemaakt wordt. In genoemde volgorde is de lengte van elke band of teen ong. 2, 1,5 en 1,2 m, de omtrek op 30 cm van het stameind, 4, 3 en 2 cm. Ze moeten groen geleverd en onder water bewaard of weer lenig gemaakt worden. Ze worden vooral gebruikt bij het maken van zinkstukken*.