kwam vroeger veel vaker voor dan tegenwoordig, maar wordt ook nu nog herhaaldelijk gezien. Agrippina vermoordde in 54 n.
Chr. haar keizerlijken echtgenoot Claudius door arsenicum in een paddenstoelengerecht te mengen; een Betuwse vrouw bakte in 1943 het tegenwoordig voor bestrijding van de coloradokever gebruikte calciumarsenaat in pannekoeken met de bedoeling haar man te doden. Tussen beide gebeurtenissen liggen vele eeuwen, gedurende welke arsenicum in velerlei vorm talloze malen voor gifmoord is gebruikt en nog zeer veel groter is het aantal toevallige vergiftigingen, door deze stof veroorzaakt.Het element arsenicum is als zodanig niet giftig. Het daaruit gevormde arseentrioxide, arsenik of rattenkruit (z arsenicum, arseenverbindingen) is zeer sterk toxisch, evenals de andere daarvan afgeleide verbindingen van driewaardig arsenicum, de arsenieten. De verbindingen, afgeleid van de vijfwaardige toestand in arseenpentoxyde of arseenzuuranhydride, As205, zoals de zeer weinig oplosbare arsenaten, o.a. calcium- en loodarsenaat, zijn veel minder toxisch bij gelijke doses arsenicum. Dit verschil in toxiciteit tussen arsenicum in beide waardigheden doet zich evenzo voor bij de talrijke als geneesmiddel gebruikte organische arseenverbindingen
De in de natuur voorkomende zuivere arseen zwavelverbindingen, het rode realgar (As2S2) en het gele auripigment (As2S3), zijn feitelijk niet giftig. De kunstmatig bereide producten bevatten echter dikwijls vrij belangrijke hoeveelheden arsenik en zijn dus toxisch. Schedel’s groen (cupriarseniet) en Schweinfürter groen (Parijs groen, een cupriarsenietacetaat) zijn arseenkleurstoffen, die vroeger o.a. voor het verven van tapijten werden gebruikt en ook bij de toepassing als insecticiden herhaaldelijk vergiftiging hebben veroorzaakt. In de geneeskunde worden verschillende bereidingen van arsenicum toegepast, o.a. de liquor Fowleri, een vloeistof, die 1 pct As203 bevat. De bij behandeling van lues en andere ziekten gebruikte organische arseenverbindingen zoals salvarsan, de als strijdgassen toegepaste, van arseentrichloride afgeleide stoffen, en het gasvormige, sterke bloedvergif arseenwaterstof, worden hier verder niet besproken.
Arsenik is wit, reukloos en heeft weinig smaak. „Poudre à succession” noemden de Fransen de stof, die, met suiker op taart of boterham gestrooid, in pap geroerd, in pannekoeken gebakken, of op enige andere wijze toegediend, zo vaak de dood van een in de weg staanden medemens heeft veroorzaakt. Velen zijn ook het slachtoffer van toevallige vergiftiging geworden, doordat bijv. rattenkruit of het als insecticide toegepaste lood- of calciumarsenaat (van dit laatste werden in 1941 in Nederland niet minder dan 491 000 kg gebruikt!) door verwisseling met meel in spijzen zijn terechtgekomen. Het is verbazingwekkend, hoe slordig vaak de eenvoudige mens met zulke stoffen omgaat.
Arsenicum werkt sterk vernietigend op vaatrijk weefsel; de vaten worden het eerst aangetast, waarop voedingsstoornis en versterf van weefsel volgen. In de tandheelkunde wordt deze werking van arsenik gebruikt om de pulpa te doden. De hiervoor benodigde hoeveelheden zijn zo klein, dat vergiftigingen, ook bij inslikken der vulling, niet kunnen voorkomen. Het maagslijmvlies wordt door kleine hoeveelheden arsenicum alleen geprikkeld, grotere doses brengen necrose en zweervorming met sterke hyperaemie teweeg. Het darmslijmvlies reageert op overeenkomstige wijze met als gevolg hevige darmkramp en diarrhee.
Behalve deze plaatselijke heeft arsenik een algemene werking, daar het gemakkelijk uit het maagdarmkanaal in het organisme wordt opgenomen (geresorbeerd). De snelheid der resorptie is des te groter, naarmate het ingenomen poeder fijner was en het grootst bij oplossingen. Bij inneming ineens van grote hoeveelheden van het gif kan soms de resorptie zo snel verlopen, dat vaat- en ademcentrum al verlamd worden nog vóór dat de locale verschijnselen aan het maagdarmslijmvlies goed en wel tot stand zijn gekomen. Deze vorm der acute vergiftiging, waarbij hevige hoofdpijn en misselijkheid voorkomen, maar braken en diarrhee kunnen ontbreken, wordt wel de asphyctische of paralytische genoemd. Zij komt veel minder vaak voor dan de gastroïntestinale vorm, die na inneming van onopgeloste As-verbindingen regel is en een langzamer beloop te zien geeft, hetwelk wordt gekenmerkt door hevig braken en in hoge mate diarrhee, gepaard met ondraaglijke buikkramp. Daar de ontlasting sterk waterhoudend is (rijstwater als bij cholera) verliest het lichaam veel vocht en zout, hetgeen, tenzij tijdig vloeistof met keukenzout of druivensuiker wordt toegediend, tot een toestand kan leiden, die in één tot enkele dagen met de dood door hartverlamming eindigt.
De subacute, dus wat langzamer verlopende vorm der vergiftiging, geeft ontsteking van de slijmvliezen van oog en neuskeelholte, gebrek aan eetlust, zwakte, buikpijn, krampen, flauwtes en verlies van bewustzijn te zien.
Worden, over lange tijd verdeeld, kleine doses arsenicum ingenomen, dan is een chronische intoxicatie het gevolg. De gastroïntestinale verschijnselen en prikkeling van andere slijmvliezen treden hier op de achtergrond vergeleken bij de aandoeningen van het zenuwstelsel en de huid. Vaak vóórkomend is, wat het eerste betreft, de polyneuritis, gepaard met pijn, spierzwakte, spieratrophie en symmetrische verlammingen. Bij de huid ziet men een dikwijls netvormige, donkere verkleuring (arseenmelanose), en verdikking van de handpalmen en voetzolen (hyperkeratose), die bij andere delen van de huid in zweren en huidkanker kan overgaan. Verder worden waargenomen: storingen in de perifere bloedsomloop, storingen in de nagelgroei (brokkeligheid, witte, „banden van Mees” genoemde, dwarsstrepen), soms haaruitval, anaemie tengevolge van beschadiging van het beenmerg, geelzucht en nieraandoeningen. Het beeld der chronische vergiftiging kan sterk wisselen en daardoor grote moeilijkheden voor de diagnose bieden.
Eveneens wisselend, — en wel afhankelijk van de snelheid van het intreden van de dood —, is het beeld bij lijkopening. Men ziet: geringe tot sterke veranderingen aan het slijmvlies van maag en darm, ontaarding van hart, lever en nieren.
Als dodelijke dosis van arseentrioxyde voor den mens geldt meestal 100 tot 300 mg. Kleinere hoeveelheden dan 100 mg kunnen reeds ernstige vergiftiging veroorzaken. Aan de andere kant treedt herstel soms in na nog aanmerkelijk grotere doses dan 500 mg. Een en ander is afhankelijk van factoren zoals: vorm, waarin het vergif wordt ingenomen, vulling van de maag, tijd waarop braken intreedt, gevoeligheid en weerstandsvermogen van de betrokken persoon, snelheid en doelmatigheid der behandeling. Deze bestaat uit zo grondig mogelijke verwijdering uit de maag van opgeloste en vooral nog niet opgeloste arseenverbindingen door overvloedige maagspoeling met toevoeging van absorberende kool en gebrande magnesia, schoonspoelen van het maagdarmkanaal door toediening van laxeermiddelen, zoals glauberzout, en lavementen, het inspuiten tegen het vochtverlies van physiologische keukenzoutoplossing onderhuids en een 20-25-pct-ige druivensuikeroplossing intraveneus, bij collaps opwekkende middelen. Ferrihydroxyde, antidotum arsenici genoemd, werd vroeger als tegengif hoger aangeslagen dan tegenwoordig (z antidota).
Men kan, door lange tijd kleine, langzaam stijgende doses arsenicum te nemen, aan dit gif gewennen. Het is gebleken, dat deze gewenning tot stand komt, doordat het maagdarmslijmvlies op den duur minder arsenik opneemt, zodat het organisme minder vergiftigd wordt. In Tirol, Salzburg en Stiermarken gebruiken vele bewoners arsenicum. Deze „arsenicumeters” roemen hun goede eetlust en prestatievermogen bij bergklimmen en gaan prat op hun gezonde uiterlijk.
Van losse feiten omtrent arsenik kunnen nog worden genoemd, dat sommige minerale bronnen As bevatten, dat bij wijnbouwers As-vergiftiging voorkomt (bespuiten van druiven met As-verbindingen) en dat schapen en paarden het vergif betrekkelijk goed verdragen, maar er toch wel degelijk dodelijk door vergiftigd kunnen worden. Landlieden mengen soms enig arsenicum onder het veevoeder om de eetlust der dieren te verhogen en paarden een voor de handel aanlokkelijke, mooi glanzende huid te bezorgen.
De uitscheiding van arsenicum geschiedt via de ontlasting en urine, en ietwat met zweet en melk. Als de stof na lijkopening in het maagdarmkanaal soms niet meer te vinden is, kan zij nog wel in lever en nieren aanwezig zijn. Het langst, zelfs nog na jaren, kan As in nagels, haren en beenderen worden aangetoond. Dit kan door middel van een zeer gevoelige chemische methode nog bij aanwezigheid van enkele duizendsten milligrammen (gamma’s) geschieden. Het normale lichaam bevat ook enig arsenicum, hetgeen wordt verklaard door het feit, dat geen stof in de natuur zomin als onze levensmiddelen vrij is van dit element.
DR L. W. VAN ESVELD
Lit.: L. van Itallie en U.G. Bylsma, Toxicologie en gerechtelijke scheikunde, dl I (Amsterdam 1928).