in de Middeleeuwen Aglar geheten, in Opper-Italië aan de Adriatische Zee gelegen, was in de Romeinse keizerstijd een grote, rijke koopstad. Men zegt, dat zij ten tijde van Trajanus 3-500 000 inw. telde en, als de mededingster der wereldstad, de naam „het tweede Rome” (Roma secunda) droeg.
Thans is zij een klein stadje in de Italiaanse provincie Venezia Giulia, ten gevolge van de sterke aanslibbingen niet meer aan de kust gelegen en door het bevaarbare kanaal Anfore met de zee verbonden.Aquileja werd in het jaar 182 v. Chr. aangelegd tot een castrum of legerplaats voor een Romeinse bezetting. Zij ontwikkelde zich snel en de Romeinen verhieven haar tot hoofdstad van de N.O. gewesten van het rijk. Door haar liep de heirbaan van Italië naar het O., de Via Aemilia, en van daar werden wegen naar Rhaetië, Noricum, Pannonië, Istrië en Dalmatië aangelegd. In 452 werd zij door Attila na zijn nederlaag bij Chalons ingenomen en verwoest. Op de plek van het oude Aquileja verrees weldra een nieuwe stad, die veel te verduren had van de aanvallen der Goten en Langobarden. In 381, 558, 698 en 1184 werden er conciliën gehouden en Paulus Diaconus werd er geboren.
In 557 ontstond het Patriarchaat van Aquileja, dat bij de toenmalige verwikkelingen een macht verkreeg, die voor die van den paus weinig onderdeed. Intussen ontleende het aan Aquileja enkel de naam, daar de patriarchen eerst op het eiland Grado en later te Udine en te Friaul verblijf hielden. In de 16de eeuw maakte Venetië zich meester van de landen van het patriarchaat. Het stond er een gedeelte van af aan Oostenrijk, maar hierdoor ontstond tussen die beide mogendheden een strijd over de benoeming van den patriarch, die eerst in 1751 door een minnelijke schikking eindigde. Het patriarchaat werd opgeheven en ingelijfd bij de aartsbisdommen Görz (later Laibach) en Udine.
De aan Maria toegewijde kathedraal werd door patriarch Poppo van 1019 tot 1042 op de plaats van een vroegere kerk opgetrokken. Het is een driebeukige zuilenbasilica, die in de 14de eeuw in lichte gothische trant verbouwd werd en een ca 73 m hoge campanile kreeg. Het Baptisterium bevat een verzameling oudheden. Voorts is er een interessant Archeologisch Museum.
Lit.: A. von Teuffenbach, Die Basilika von Aquilea, 2e uitg. (Wien 1911); R. Lanchorowski, Der Dom von Aquilea (Wien 1906); A. Calderini, Aquilea romana (Milano 1930).