Frans redenaar en staatsman (Grenoble 22 Oct. 1761 - Parijs 29 Nov. 1793), stamde uit een Protestantse familie; zijn vader was advocaat bij het Parlement van Grenoble. Typisch vertegenwoordiger van de provinciale révolutionnaire bourgeoisie van Dauphiné, waar toen al veel industrie voorkwam, had hij reeds vóór 1789 de aandacht op zich gevestigd in de zgn. „Révolution de Dauphiné”.
Als lid van de Nationale Vergadering stichtte hij de Jacobijnenclub en bestreed hij Mirabeau in de kwestie van het uitoefenen door den koning van het recht betreffende oorlog en vrede (16-23 Mei 1790). Na de vlucht der koninklijke familie naar Varennes (Juni 1791) — Barnave was door de Vergadering afgevaardigd als een der commissarissen belast met haar terugbrenging — werd hij zowel door gevoelens van medelijden als door klassegevoel er toe gebracht aansluiting te zoeken bij de rechterzijde. Te zamen met Duport, de gebrs Lameth, Bailly, e.a. scheidde hij zich van de Jacobijnen af en stichtte na het gevecht op het Champ de Mars (17 Juli 1791) de Club des Feuillants. Toen hem meer en meer bleek, dat het hof er niet toe te krijgen was, constitutionele politiek te voeren, trok hij zich naar Grenoble terug. Na de bestorming van de Tuilerieën op de 10de Aug. 1792 vond men de bewijzen van zijn betrekkingen met de Contra-revolutionnairen, waarom hij 29 Aug. 1792 in staat van beschuldiging gesteld en daarna gevangen genomen werd; 28 Nov. 1793 werd hij veroordeeld en de volgende dag geguillotineerd.Barnave’s Œuvres posthumes werden in 1842 in 4 dln gepubliceerd door Bérenger delà Drôme.
Lit.: F. A. Aulard, Les Orateurs de l’assemblée constituante (Paris 1882); O. G. v. Heidenstam, Marie-Antoinette, Fersen et Bamave, Leur correspondance (Paris 1913); A. Sôderhjelm, Marie-Antoinette et Barnave (Paris 1935).