Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Altaïsche talen

betekenis & definitie

is een samenvattende benaming voor de Turkse, Mongoolse en Toengoese talen, die worden gesproken door de Turken, de Mongolen (waartoe ook de Kalmukken, Jakoeten en Boerjaten behoren) en de Toengoezen. Sommigen willen ook het Koreaans en Japans tot de Altaïsche talen rekenen.

De verwantschap tussen deze talen is nog niet wetenschappelijk bewezen en de overeenstemmingen die daartussen bestaan, kunnen ook anders worden verklaard. Ze hebben nl. een groot aantal woorden gemeen (die ze evenwel aan elkaar zouden kunnen hebben ontleend), ze vertonen vocaalharmonie en overeenkomst in syntaxis (waarbij aan onderlinge beinvloeding kan worden gedacht). Vroeger verbond men ze met het Fins-Oegrisch (waartoe o.m. de talen van de Finnen, Lappen, Ostjaken en Hongaren behoren) en het Samojeeds tot de Oeral-Altaïsche taalgroep. Deze theorie werd omstreeks 1830 opgesteld, maar heeft nu geen aanhangers meer. De studie van de vergelijkende grammatica van deze talen wordt bemoeilijkt door verscheiden omstandigheden. In de eerste plaats weet men heel weinig over de oorsprong van de volken die ze spreken en die bovendien in de loop der eeuwen herhaaldelijk van woonplaats en misschien ook van taal zijn veranderd. Ook kan men zich niet gemakkelijk een beeld vormen van de ontwikkeling van deze talen, dte zich heel langzaam heeft voltrokken, daar de oudste teksten (8ste eeuw voor het Turks, 13de eeuw voor het Mongools) ons vormen vertonen, die heel weinig afwijken van die, welke tegenwoordig worden gesproken.DR B. VAN DEN BERG

Lit.: J. Deny in A. Meillet en M. Cohen, Les langues du monde, blz. 185-243 (Paris 1924).

< >