Frans taalgeleerde (Guéret 4 Juli 1877), thans directeur d’études aan de Ecole des Hautes Etudes pratiques te Parijs; heeft zich, naast zijn zuiver wetenschappelijk werk, vooral op het gebied van de taalgeografie, toegelegd op het populariseren in de goede zin van het woord van de resultaten die de taalwetenschap de laatste tientallen jaren heeft bereikt. Zijn boeken laten zich gemakkelijk en prettig lezen, zijn noch oppervlakkig noch wijdlopig.
Van het zuiver wetenschappelijk werk moeten in de eerste plaats genoemd worden de vier delen Etudes linguistiques sur la Basse-Auvergne en zijn studie over Les Argots Franco- Provençaux. Hieronder hoort ook zijn werk in het door hem opgerichte tijdschrift Le Français moderne en de twee bijdragen die hij in 1935 leverde voor het overzichtswerk Où en sont les Etudes de Français en verder zijn Dictionnaire étymologique de la langue française, dat, uiteraard, bijeenbrengt wat in tientallen jaren door talrijke geleerden is gevonden, maar dat toch ook heel wat eigen werk bevat; het is op het ogenblik het handigste en beste etymologisch woordenboek, dat men bezit voor het Frans. Hij is verder redacteur van Onomastica, driemaand. tijdschr. v. toponymie en anthroponymie. Dauzat werkt tegenwoordig aan een nieuwe Atlas linguistique. Het meer populair-wetenschappelijke werk omvat studiën over de taal, speciaal het Frans, en zijn verschillende aspecten.
Tussen de beide groepen in staan La géographie linguistique, Les noms de personnes, verder zijn Grammaire. Hij schreef ook talrijke artikelen over taal en taalgeschiedenis.DR G. G. ELLERBROEK
Bibl.: Etudes linguistiques sur la Basse-Auvergne (4dln, 1915); Les Argots franco-provençaux (1910)) ; Etudes de géographie linguistique (1921); La géographie linguistique (1922); Les patois (1927) ; Les noms de lieux; Les noms de personnes (1925) ; La philosophie du langage (1924); La langue française d’aujour d’hui (1902; 2de dr. 1912) ; La vie du langage (1910) ; La défense de la langue française (1912); L’Argot de la guerre (1918) ; Le français et l’anglais, langues internationales (1915); Histoire de la langue française (1930); Tableau de la langue française (1939); Dictionnaire étymologique de la langue française (1938); L’Europe linguistique (1944; tijdens de oorlog geschreven; tegen de Duitse theorieën) ; Voyage à travers les mots (1947) ; Paris et ses environs (samen met F. Bournon) ; La Suisse moderne (1910); L’Espagne telle qu’elle est (1911) ; L’Italie nouvelle (1909) ; Mers et montagnes d’Italie (1911); Pour qu’on voyage (1911); Toute la montagne (1924); Le sentiment de la nature et son expression artistique (1914).