Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Advocatus

betekenis & definitie

(Lat. bijgeroepene) was bij de Romeinen tijdens de republiek een, gewoonlijk invloedrijk, man, die bij een rechtsgeding den aangeklaagde bijstand verleende hetzij alleen door zijn aanwezigheid hetzij door het verlenen van raad. Hij voerde echter niet het woord, gelijk onze advocaten; dat geschiedde door den patronus.

In de Keizertijd verviel het onderscheid tussen deze beide benamingen. Vandaar, dat ook de woordvoerder bij ons advocaat heet.Advocatus, defensor of voogd, noemde men in de Middeleeuwen een wereldlijk heer — gewoonlijk uit de kring van de hoge adel —, die de wereldlijke belangen van geestelijke heren (bisschoppen, abten) behartigde. De aanleiding tot het ontstaan van deze advocatie (voogdij) was gelegen in de omstandigheid, dat het aan geestelijken niet was toegestaan, zich met wereldlijke aangelegenheden bezig te houden, zulks op grond van de Bijbeltekst: Nemo militans Deo implicat se negotiis saecularibus (Paulus, Tim. II, 2, 4). Zeer in het bijzonder was aan de geestelijkheid het uitoefenen van de hoge jurisdictie (bloedban) verboden. Machtige wereldlijke heren en onder hen in de eerste plaats de koning — als Ecclesiae Romanae defensor — traden dan op om namens en ten behoeve van de geestelijkheid de wereldlijke rechten, vooral de wereldlijke jurisdictie, uit te oefenen. Veelal werd dit ambt van voogd erfelijk en in tal van gevallen kostte het de kerk grote moeite, haar aanspraken tegenover de steeds zelfstandiger optredende voogden te handhaven.

< >