Nederlands schilder, illustrator en dichter (Delft 1589 ’s-Gravenhage 12 Nov. 1662), stamde uit een wegens het geloof naar Holland uitgeweken ZuidNederlandse familie. Hij was een leerling van de goudsmid Simon Valck te Leiden en van de grisailleschilder Jeronymus van Diest te Delft.
Ca 1605 tot 1625 werkte hij te Middelburg als illustrator bij zijn broer, de uitgever Jan van de Venne. Daar behoorde hij tot de kring van literatoren, die gezamenlijk een gedichtenbundel „De Zeeusche Nachtegael” uitgaven (1623). Het contact met Jacob Cats, dat hij daar kreeg, deed hem o.a. diens werk met alleraardigste gravures verluchten, welke karakteristieke afbeeldingen van zeden, mode en huisinrichting vormen. Voorts schilderde hij fijne taferelen met figuren, bijv. de Zielenvisserij (een allegorie op het Twaalfjarig Bestand) en het Bezoek van prins Maurits aan de paardenmarkt te Valkenburg (beide Amsterdam, Rijksmuseum), alsmede kleine, elegante portretten. Dit werk zette hij, evenals het uitgeversbedrijf, voort toen hij in 1625 naar Den Haag verhuisde. Later legde hij zich meer toe op schetsmatige boerenscènes in bruin of grijs, die wel verward zijn met het werk van een ander, de zgn. pseudo-Van de Venne. Zijn literair werk (gedichten) was niet van grote waarde.Lit.: D. Franken, A. van de Venne (Amsterdam 1878); G. Knuttel, Das Gemälde des Seelenfischfangs von A. P. van de Venne (Heidelberg 1917); J. P. Meertens, Letterkundig leven in Zeeland in de 16de en de eerste helft der 17de eeuw (Amsterdam 1943).