Het Wettermeer, een uitgestrekt meer in het zuiden van Zweden en na het Wenermeer het grootste des rijks, heeft bij eene lengte van nagenoeg 200 eene grootste breedte van 50 Ned. mijl en eene aanzienlijkste diepte van 125 Ned. el, terwijl het ruim 88 Ned. el boven de oppervlakte der zee gelegen is. Het ligt dan ook in eene kloof van den Zweedschen Landrug, zoodat geene rivieren van eenig belang zich derwaarts spoeden en men aanneemt, dat het meer uit onderaardsche bronnen water ontvangt. Trouwens men ziet het meer soms onverwacht bij volkomene stilte van wind in beweging komen. Daarenboven onderscheidt zich dit meer door zijn regelmatig rijzen en dalen, door zijne stroomen, door zijne luchtspiegelingen, door zijn donkerblaauw, koud water en door zijne bevallige oevers.
Door het midden van het meer loopt overlangs eene ondiepte, wier hoogste gedeelte hier en daar eilandjes vormen. Op het midden van den oostelijken oever ontvangt de Motala, als afvoerrivier zijne overtollige wateren, terwijl het door het Göta-Kanaal in verband is gebragt met de Oostzee en met het Skagerak. Op zijne oevers verheffen zich vijf steden: Jönköping, Grenna, Wadstena, Askersund en Hjo, alsmede het levendige vlek Motala en de vesting Karlsborg.
