Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Wedrennen

betekenis & definitie

Wedrennen of harddraverijen hebben van ouds plaats met paarden of met paarden en rijtuigen. Men vindt in de geschiedenis vermeld, dat zij reeds gehouden werden in overouden tijd, bepaaldelijk bij de Perzen ter gelegenheid van feesten, ter eere van den Perzischen zonnegod Mithra gevierd. Volgens de sage werden die feesten bij de Grieken ingevoerd door Héracles (Hérculés). Hier toch werden zij bij de Olympische spelen op drievoudige wijze geregeld, namelijk met mannen te paard, mannen op een met een paard bespannen rijtuig en met losse, onberedene paarden.

Doorgaans evenwel hield men wedrennen met wagens, met twee of vier paarden bespannen. Ook werden hiertoe wel eens muildieren gebezigd. — Bij de Romeinen behoorden de wedrennen (cursus equorum) tot de schouwspelen. De berijders zaten op één paard (singulatores) of gebruikten twee paarden, zoodat zij van het eene paard op het andere sprongen. De wagenstrijders (aurigae, agitatores) plaatsten zich in eene rij op eene door het lot aangewezen plaats, en op een gegeven teeken werden de slagboomen (carceres) weggenomen. Elke wedren bestond uit 24 afrijdingen (missus), elke missus uit 1½ geogr. mijl, die in een uur tijd moest worden afgelegd en uit zeven spatia of omloopen rondom de eindpalen (metae). Doorgaans reden vier wagens te gelijk af, wier menners zich door de kleur der tunica onderscheidden, namelijk door een wit, groen, rood en blaauw gewaad, en elke kleur vertegenwoordigde eene partij. Deze partijen erlangden te Constantinopel eene staatkundige beteekenis, zoodat onder Justinianus (532) de Groenen, afkeerig van den Keizer, een opstand veroorzaakten, waarbij 30000 menschen om het leven kwamen. Bij de Germaansche volken was het wedrennen op het naauwst verbonden met de Heidensche eeredienst, en daarvan zijn in ons Vaderland, België en Duitschland zelfs in onzen tijd nog sporen overgebleven.

Er worden namelijk hier en daar op bepaalde tijden van het jaar nog altijd harddraverijen gehouden. In Engeland werden de wedrennen reeds door de Romeinen ingevoerd, maar pas onder Hendrik II (1160) vormden zij een gedeelte der volksvermaken. Eerst in 1610, toen William Lester en Robert Amboyn te Leicester drie zilveren klokken als prijzen uitloofden, namen de Chester races een aanvang, welke van jaar tot jaar werden voortgezet, waarna Karel II in plaats van klokken eene zilveren schaal (kingsplate) tot prijs uitloofde. Zijne opvolgers bevorderden de wedrennen, en thans worden er nagenoeg in ieder Engelsch graafschap in het voor- en najaar gehouden. De vermaardste zijn die van Ascott, Derby, Downcaster, Epsom, Melton-Mombray en Newmarket. Het renpaard (racer) wordt langen tijd geoefend, vóórdat men het in de renbaan brengt. Ook worden vooraf proeven (trials) genomen, en wel op verschillende tijden, om het publiek omtrent de snelheid van zijn loop in te lichten, ten einde op dien grond weddingschappen aan te gaan. De berijders (jockey’s) hebben een bepaald gewaad en worden desgelijks voorbereid op hunne taak.

Zij moeten zich door matigheid de vereischte magerheid verschaffen, en men overtuigt zich hiervan door hen te wegen. In den jongsten tijd heeft men ook in Frankrijk (sedert 1806), Rusland Oostenrijk en Duitschland wedrennen naar Engelsche wijze ingevoerd, terwijl in het loopende jaar ook in ons Vaderland en wel in het Gooiland een dergelijke wedren gehouden is. Druk bezocht worden de wedrennen te Parijs, Aken, Berlijn, Doberan, Königsberg, Breslau, Pesth, Leipzig, Hamburg, Weenen (op de Sömmeringer Weide) enz., en in ons Vaderland wekt het jaarlijks verharddraven van een gouden zweep te Leeuwarden nog altijd groote belangstelling. Bij de Engelsche wedrennen onderscheidt men flat races op effen baan, — hurdle races met ligte hindernissen, — steeple-chases (kerktorenrennen) met natuurlijke of kunstmatige vaste hindernissen, — en trotting races of het eigenlijke harddraven. Naar mate van den afstand heeft men korte, middelmatige en lange wedrennen, — voorts naar gelang der mededingende personen heeren-, officieren-, jockey- en boerenrennen, — en naar gelang van de prijzen wedrennen om den staatsprijs, den vereenigingsprijs, den jockeyclub prijs enz. Wijders heeft men wedrennen van paarden van gelijken ouderdom, bezwaard met een gelijk gewigt, — wedrennen van paarden van elken ouderdom en bezwaard met een willekeurig gewigt, — handicaprennen, waarbij de zwakkere paarden met minder gewigt worden bezwaard, en het verkooprennen, waarbij ieder paard voor een bepaalden prijs verkrijgbaar is. Wedrennen van paarden, die nog geen prijs behaald hebben, noemt men maidenstakes (maagdenrennen), en wedrennen van twee paarden match (weddingschap). Te bestemden tijd komen de renners bijéén (meeting) en ontvangen er een programma, waarbij alle omstandigheden naauwkeurig zijn vastgesteld, zoodat het met de rules of rating (wedrenbepalingen) den grondslag vormt voor alle beslissingen.

Zij, die aan de wedrennen willen deelnemen, geven de namen op van de paarden, maar kunnen zich tegen het betalen van eene zekere boete (forfeit) — gewoonlijk den halven inleg — terugtrekken. In de renbaan zorgt het comité der meeting voor de handhaving der wetten en heeft zijne verschillende ambtenaren, bijv. bij den stal den weger, die het gewigt onderzoekt van den berijder met den zadel, — voorts den starter, die met een vlag het teeken geeft tot den afrid (start), — en aan het einde der baan den seingever, die aanduidt, welk paard de overwinning heeft behaald. Bij verschil van gevoelen wordt het comité bijgestaan door een scheidsgeregt. Blijft na het sein van afrijden een paard staan, zoo moeten de overigen terugkeeren, totdat allen tegelijkertijd vertrokken zijn. Paarden, die op het oogenblik der overwinning den distantie-paal, op eenigen afstand vóór den eindpaal geplaatst, niet bereikt hebben, verliezen het regt om verder aan den wedren deel te nemen. Na het rennen worden de berijders nogmaals gewogen, om zich te verzekeren, dat zij met het vereischte gewigt de baan hebben doorloopen.

Reeds het verlies van de pet of karwarts doet hun de overwinning verliezen. De gewone harddraverijen in Nederland zijn op eenvoudiger leest geschoeid. Van wegen is geene sprake, en de paarden rijden twee aan twee over de baan, totdat de laatste twee overwinnaars den beslissenden rid voleindigen. Ook heeft men er harddraverijen met paard en chais, met narrensleden op het ijs, terwijl in den jongsten tijd vooral de ringrijderij meer en meer in zwang is gekomen. Of men de harddraverijen tot de veredelende volksvermaken mag rekenen, — zelfs of zij als dienstig kunnen beschouwd worden tot veredeling van het paardenras, wordt niet zonder grond betwijfeld.

< >