Waterzucht (hydrops) is in het algemeen iedere ziekelijke ophooping van waterachtige vloeistof in eenig ligchaamsdeel. In meer beperkten zin geeft men dien naam aan waterophoopingen tusschen de sereuse vliezen. Men heeft alzoo buik-, borst- en hersenwaterzucht , waterbreuk en huidwaterzucht, waarbij men nog waterzucht in de kamers en vliezen van het oog kan voegen. Zakwaterzucht (h. saccatus, cysticus) is eene enkele ophooping van water in nieuw gevormde zakken en holten en komt het meest voor in het buikvlies en in de eijerstokken.
Eene overmatige afscheiding van water in het onderhuidsche celweefsel draagt den naam van oedema. Eene ophooping van waterachtige vloeistof in ligchaamsholten, die gesloten, maar in gezonden staat geopend zijn, heet men valsche waterzucht. Daartoe behooren de waterzucht van de galblaas, van de baarmoeder, van de buizen van Fallopius, van het wormvormig aanhangsel, van den tranenzak, van de nieren, van den pisleider enz. De bron der waterzucht is gelegen in het bloed. De bestanddeelen der waterachtige vloeistof komen overeen met die van de bloedwei, hoewel de verhouding dier bestanddeelen niet volkomen dezelfde is als bij deze. Die vloeistof is somtijds helder en kleurloos als water, maar ook wel eens geel, groenachtig, troebel en met vlokken vermengd, — somtijds dunvloeibaar als water en ook wel dik, kleurig en slijmerig. Zij reageert doorgaans alkalisch, zelden neutraal en nog zeldzamer zuur. Ware waterzucht ontstaat door eene ziekelijke afscheiding van bloedwei uit de aderen, veroorzaakt door een overvloedig watergehalte van het bloed (hydraemie) of door eene gewijzigde gesteldheid van de vaatwanden en van de werkzaamheid van het hart.
Het eerste ontstaat door eene vermindering der vaste bestanddeelen van het bloed, vooral door ongesteldheden, waarin te veel vaste bestanddeelen van het bloed zonder voldoende aanvulling verbruikt worden, bijv. door langdurige ettering, chlorosis, scheurbuik en vooral door Bright’sche nierziekte, door misbruik van sterken drank, door eene gebrekkige voeding enz. Ook na uitputtende typheuse koortsen, na buikloop en gedurig bloedverlies kan ligt waterzucht ontstaan. Al wat den vrijen omloop van het bloed in de aderen belemmert en alzoo vertraagt, veroorzaakt onder daartoe gunstige omstandigheden waterzucht. Eene meer plaatselijke hindernis, bijv. een gezwel dat op de aderen drukt, veroorzaakt eene plaatselijke en eene meer algemeene hindernis ook eene meer algemeene afscheiding van water. Bij een belemmerden afvoer van aderlijk bloed langs de aderen van den onderbuik naar de onderste holle ader ontstaat eene uitstorting van water in de buikholte. Wordt echter de vrije omloop van het aderlijk bloed in al de aderen belemmerd, dan volgt eene opstuwing en vermeerderde waterafscheiding in geheel het aderlijk stelsel, zooals men opmerkt bij hartziekten, vooral bij ziekten der klapvliezen van het hart, en bij sterke longen-aandoening. De eerste verschijnselen van waterzucht openbaren zich dan op de meest verwijderde plaatsen, waar reeds in gezonden staat de bloedsomloop met de meeste hindernissen te kampen heeft; er ontstaat aanvankelijk opzwelling van de voeten en van de oogleden, vervolgens allengs uitstorting van vocht in de borstholte, in den hartzak, in de buikholte en onder de geheele huid. Waterzucht is niets anders dan een ziekteverschijnsel, maar van het grootste gewigt, als zij plaatselijk is, voor het orgaan, waarin zij zetelt, en als zij algemeen is, voor het geheele ligchaam.
Eene aanmerkelijke ontwikkeling van waterzucht is zelden vatbaar voor genezing, en bij een hoogen graad van waterzucht moet de dood volgen wegens gebrek aan toevoer van deugdelijk bloed, voor de voeding der ligchaamsdeelen geschikt. De ophoopingen van water in de sereuse zakken zijn eensdeels van zoo groot belang, omdat zij meestal als gevolgen optreden van aanmerkelijke pathologische veranderingen in de organen, wier gezondheid eene levensvraag is (hart-, longen- en leverziekten), en in de tweede plaats hebben zij zelven eene noodlottige werking door drukking en wijziging in den bouw der organen, waarmede zij in aanraking komen, bijv. door het binnendringen der lucht te verhinderen in de longen door zamendrukking van deze bij borstwaterzucht. De kenteekenen van waterzucht aan de oppervlakte des ligchaams zijn: eene uitzetting van week en, brijachtigen aard, zonder hoogeren warmtegraad en gewoonlijk zonder pijn, somtijds bleek en somtijds rood en glanzig. De huid is meestal droog en de opperhuid schilferig. Bij uitstorting van water in de buikholte is de buik opgezet en de navel uitpuilend. Het water in de borst kan alleen door een naauwkeurig onderzoek worden waargenomen. Bij de behandeling van waterzucht dient men vooral te letten op eene bestrijding van de oorzaak der waterzuchtige afscheiding en op de verwijdering van deze laatste.
Bij waterzucht, ontstaan door een hydraemischen toestand van het bloed, zorge men bovenal voor eene verbetering der bloedmenging, bepaaldelijk door eene verwijdering van de oorzaken der verkeerde bloedmenging, bijv. bij misbruik van sterken drank en bij scheurbuik door eene verandering van levenswijs. Ligt verteerbare, voedzame spijzen en dranken, bittere en specerijachtige middelen, die den eetlust opwekken en de spijsvertering bevorderen , vooral ook ijzerpraeparaten, komen hier te pas. De ziekten van bepaalde ligchaamsdeelen, waardoor waterzucht veroorzaakt wordt, zijn gewoonlijk niet toegankelijk voor den geneesheer, zooals de hart-, lever- en longziekten. De verwijdering der waterzuchtige vloeistof zoekt men naar gelang van de ziekteoorzaken te verkrijgen door eene verhoogde werkzaamheid der nieren (pisdrijvende middelen) of der darmen (kunstmatig verwekten buikloop), of ook wel door eene vermeerderde uitwaseming der huid (door warme baden, natte inwikkeling en zweetdrijvende middelen). Wanneer door eene aanmerkelijke ophooping van vloeistof gevaar voor het leven ontstaat, bijv. gevaar van verstikking, dan ontlast men haar op kunstmatige wijze door aftapping (paracentesis), maar dit middel helpt slechts tijdelijk, omdat de oorzaak der water-ophooping blijft bestaan. Bij eene aanmerkelijke spanning der huid bij huidwaterzucht ontlast men het water door middel van koppen of insnijdingen; hierbij echter loopt men gevaar van ontsteking, die zelfs in koudvuur kan overgaan. — Ook bij den tuinbouw spreekt men van waterzucht der boomen en heesters bij langdurige vochtigheid en belemmerde uitwaseming, zoodat de bladeren afvallen, hoewel zij groen zijn en gezond schijnen te wezen, terwijl de vruchten geen aangenamen smaak erlangen, maar zelfs tot verrotting overgaan vóórdat zij rijp zijn, en de nieuwe loten geen hout zetten, maar zoo week blijven, dat zij in den winter verdorren.