Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Watergeuzen

betekenis & definitie

Watergeuzen is de naam van lieden van allerlei stand, die gedurende onze worsteling met Spanje veiligheid zochten aan boord van schepen, en er de schrik werden van vriend en vijand. Aanvankelijk waren zij niet veel anders dan zeeroovers. Den 1sten Julij 1568 gaf Lodewijk van Nassau uit naam van zijn broeder, den prins van Oranje, aan twee van hen kaperbrieven, namelijk aan Hendrik Thomasz. en Diederik van Sonoy. Na dien tijd nam het aantal watergeuzen toe, zoodat de prins van Oranje zekeren Adriaan van Bergen, heer van Dolhain, in 1569 tot admiraal onder hen aanstelde.

Zij maakten zich intusschen schuldig aan grove buitensporigheden en onthielden aan den Prins het bedongen gedeelte van den buit. De zorgeloosheid, wanorde en dronkenschap namen zoozeer toe, dat de Prins in 1570 alle kaperbrieven introk, nieuwe uitvaardigde en van Bergen door Lumbres verving. Die maatregel was onvermijdelijk, omdat zelfs bevriende mogendheden hare havens voor de watergeuzen begonnen te sluiten.

Na de reorganisatie der vloot begonnen de watergeuzen hun bedrijf te hervatten, maar de buitensporigheden verminderden niet. Vooral waren zij gebeten op de R. Katholieke geestelijken, en niemand beschouwde hen als de toekomstige bevrijders des Vaderlands. Entens van Mentheda hield tot in Januarij 1571 op eene willekeurige wijze huis op Ameland, en ook te Monnikendam en op Tessel werd geplunderd en brandschatting geheven. Toen Blois van Treslong zich in het voorjaar van 1572 met eenige schepen weder naar Tessel wilde begeven, geraakte hij bij Wieringen in het ijs. Zijne manschappen veroorloofden zich op dat eiland allerlei ongeregtigheden, zoodat velen van hen door de Wieringers werden gedood en Treslong zijn schip naauwelijks tegen de aanvallen der bevolking kon verdedigen. Niet lang vóórdat laatstgenoemde Dover bereikte, hadden ongeveer 40 schepen der watergeuzen, aldaar vereenigd, van koningin Elizabeth bevel ontvangen, de haven te verlaten. Nu stevende Lumey, de bevelhebber, met 24 bodems naar de Noordzee, om elders eene wijkplaats te zoeken. Op één dier schepen bevond zich Treslong, en deze vloot, met twee veroverde schepen versterkt, vertoonde zich weldra vóór de Maas.

Op dingsdag den 1sten April zeilden de kapiteins Adam van Haren en Marinus Brandt de rivier op, gevolgd door anderen. Lumey deed door den veerman Jan Pietersz. Koppestok, die zich op de vloot had begeven, den Briel opeischen en bemagtigde dienzelfden avond deze stad. Dit bedrijf legde den grondslag voor de bevrijding van Nederland, want Veere, Vlissingen, Enkhuizen, Hoorn enz. volgden het voorbeeld van den Briel en wierpen het Spaansche juk van de schouders. Op sommige plaatsen werd de hulp der watergeuzen ingeroepen, en op andere verleenden deze haar ongevraagd, zooals te Zierikzee, Dordrecht en Rotterdam. Na dien tijd behoefden de watergeuzen niet langer als ballingen om te zwerven.

Zoodra vele steden van Holland en Zeeland zich aan den prins van Oranje hadden onderworpen, vereenigden zich hare afgevaardigden in Julij 1572 te Dordrecht om over de algemeene belangen te beraadslagen. Dáár werd de prins van Oranje erkend als wettige gouverneur en luitenant des Konings in Holland, Zeeland en West-Friesland. Maar uit deze vergadering werd ook het verzoek tot hem gerigt om alle kaperbrieven in te trekken. De Prins gaf hieraan gevolg, zoodat de watergeuzen ophielden te bestaan. Velen, die op de vloot gediend hadden, aanvaardden betrekkingen aan wal, terwijl de eigenlijke zeelieden de eerste kern vormden van de zeemagt der Republiek. Intusschen voerden velen nog den naam van watergeuzen, als een eeretitel van beproefde zeelieden.

< >