Vitet (Ludovic), een Fransch schrijver, geboren te Parijs den 18den October 1802, ontving er zijne opleiding aan de Ecole Normale en zag zich in 1824 geplaatst bij het dagblad: „Le Globe”. Hij was in Frankrijk de eerste, die tafereelen uit de geschiedenis van zijn vaderland dramatisch en zonder toegevoegde verdichtselen zocht te schetsen. Hij deed dit in zijne „Scènes historiques (1826— 1829)”, later verzameld onder den titel: „La Ligue (1844, 2 dln)”. Na de omwenteling van 1830 verkreeg hij de betrekking van inspecteur-generaal van oude gedenkteekenen en in 1834 die van secretaris-generaal bij het ministérie van Handel.
In 1836 werd hij staatsraad, in 1838 afgevaardigde en in 1845 lid der Académie. In 1849 werd hij door het departement Seine Inférieure gezonden naar het Wetgevend Ligchaam, waar hij zich bij de meerderheid voegde. Sedert 1851 wijdde hij zich uitsluitend aan letterkundige werkzaamheden, totdat hij zich in het noodlottige jaar 1871 gekozen zag tot lid van de Nationale Vergadering. Hier vervulde hij bij het regter centrum eene merkwaardige rol, en overleed den 6den Julij 1873. Van zijne geschriften vermelden wij nog: „Histoire des anciennes villes de France (1833)”, — „Histoire de Dieppe (1833; 2de druk, 1844)”, — „Fragments et mélanges (1846, 2 dln)”, — „Eustache Lesueur (1849)”, — „Les états d’Orléans (1849)”, — „L’aca démie royale de peinture et de sculpture (1861)”, — „Etudes sur l’histoire de l’art (1864)”, — „Etudes philosophiques et littéraires (1874)”, — en „Le comte Duchâtel (1875)”.