Visioenen (gezigten) noemt men voorstellingen der ziel van zeer levendigen aard, alsof zij door werkelijke verschijnselen waren opgewekt.
De visionair kan zelf het voorwerp worden van zijne visioenen, zoodat hij zich zelven aanschouwt. De verbeelding echter kan ook een voorwerp van buiten in zijn eigen wezen verplaatsen, zoodat daarmede het gevoel eener splitsing van zijne eigene persoonlijkheid gepaard gaat en men uit twee wezens meent te bestaan, die beiden in het Iigchaam huisvesten, hetwelk dan door beiden te dienen eene dubbele rol vervult. Besluit men onwillekeurig uit het verledene tot de toekomst, en stelt zich deze toekomst aan ons voor als een voldongen feit, dan noemt men zulks een tweede gezigt.
Al die omstandigheden vloeijen voort uit eene overgroote levendigheid van verbeelding, uit eene overprikkeling van het zenuwknoopenstelsel en uit het innig verband van ’s menschen denken en gevoelen met de omringende natuur. Tot de merkwaardigste visionairen behoorde voorzeker Swedenborg en in den nieuweren tijd de waarzegster van Prevorst.