Onder dezen naam vermelden wij:
Harko Ilpsema Vinckers, een Nederlandsch schrijver, geboren te Groningen den 17den Januarij 1817, vroeger redacteur der Groninger Courant en thans privaat-onderwijzer te Winschoten en redacteur der Winschoter Courant. Hij leverde sedert 1847 vele bijdragen in tijdschriften en almanakken, — voorts „Rijmen voor de kinderkamer (1850)”, — „Vergeet-mij-nietjes. Versjes voor kinderen (1852)”, — „De kermis en wat er op te zien is (1860, 2 stukken)”, — „Wat men moet en wat men niet moet. Vertellingen voor de jeugd (1860)”, — „Weinig maar uit een goed hart (1860)”,— „Mijn fabelboek (1862, 2 stukjes)”, — „De kindervriend, tijdschrift voor de jeugd (1861-1867)”, — „Vermaak u er meê! (1861)”, — „Een verkeerd a-propos, blijspel (1865)”, — en „De man met den blaauwbonten rok of de bedrieger bedrogen, blijspel (1865)”.
Jan Beckering Vinckers, een broeder van den voorgaande en geboren te Winschoten den 24sten October 1821. Hij was eerst leeraar aan het gymnasium in zijne geboortestad, daarop van 1842 tot 1854 privaat-onderwijzer in Holland en Friesland en werd in laatstgenoemd jaar leeraar aan de Latijnsche en hoogere burgerscholen te Kampen.
Behalve een aantal bijdragen in tijdschriften leverde hij: „Eene orthographische e-legie of dr. L.A. te Winkels e-spelling en uitspraak der Gothische ai, naar aanleiding van haar strijd tegen de gewestelijke uitspraak in zekere verschijnselen in een paar Ravennatische oorkonden uit de 6de en 7de eeuw, taalvergelijkend beschouwd (1864)”, — „Hagchelijkheid van de spelling volgens de afleiding of objectiviteit van de resultaten der wetenschappelijke (?) afleiding op het standpunt, vertegenwoordigd door de Redactie van ’t Woordenboek der Nederlandsche taal (1866)”, — „Engelsche spraakkunst (1875)”, — „De onechtheid van het Oera-Linda-Bôk, aangetoond uit de wartaal, waarin het geschreven is (1876)”, — en als vertaler: „William Dwight Whitney, taal en taalstudie, voorlezingen over de gronden der wetenschappelijke taalbeoefening (1875-1876)”.