Vesta, in het Grieksch Hestia, eene aloude Grieksch-Italiaansche godin van het vuur, alzoo van het offervuur en van den huiselijken haard, werd inzonderheid in Griekenland vóór alle andere godheden gehuldigd, zoodat: „met Hestia beginnen” er tot de spreekwijzen behoorde, waardoor een gepaste aanvang werd aangeduid. De sage vermeldt namelijk, dat Apollo en Poseidon (Neptunus) beiden naar de hand dongen van Vesta, de oudste dochter van Kronos (Saturnus) en Rhea. Doch Vesta zwoer bij het hoofd van haren broeder Zeus (Júpiter), dat zij den jonkvrouwelijken staat wilde bewaren, waarop Zeus haar groote eer toekende. De voornaamste plaatsen, waar zij in Griekenland gehuldigd werd, waren de Prytaneeën, waar zich de gemeenschappelijke haard bevond, waarop een eeuwig vuur onderhouden werd.
Bij het uitzenden van koloniën namen deze een gedeelte van dat vuur mede, om de brandstof op den gemeenschappelijken haard in de nieuwe vestigingsplaats te ontsteken. Van meer belang nog dan in Griekenland was de dienst van Vesta in Italië, waar zij in de oud-Latijnsche steden Lanuvium en Alba Longa merkwaardige heiligdommen bezat. Uit laatstgemelde stad werd hare dienst, volgens de sage, naar Rome overgebragt, waar Numa ter harer eere een tempel deed verrijzen in een bosch aan de helling van den Palatijnschen heuvel naar de zijde van het Forum. Die tempel was een rond gebouw met een haard, waarop het eeuwige vuur onderhouden werd, en met eene zaal, toegankelijk voor de priesteressen (Vestaalsche maagden), waar het palladium en andere gewijde voorwerpen van geheimzinnigen aard bewaard werden. In haren tempel vereerde men tevens de Penaten of Huisgoden.
De voornaamste feesten dezer godin, de Vestalia, werden op den 9den Junij na voorafgaande reiniging des tempels gevierd. De Romeinsche vrouwen trokken dan barrevoets naar den tempel ter bedevaart, om aan den heiligen haard spijsoffers in eenvoudige schotels te brengen. De beeldende kunst stelt deze godin voor als eene rijk gekleede, ernstige, waardige vrouw, wier achterhoofd met een sluijer is bedekt. Standbeelden van Vesta zijn echter zeer zeldzaam, dewijl men haar te Rome zonder beelden vereerde. De Grieksche wijsgeeren verhieven haar tot vertegenwoordigster van het centraalvuur en tot godin der Aarde.
Vesta is voorts de naam van eene der kleine planeten tusschen Mars en Júpiter (zie Asteroïden). Zij heeft een omloopstijd van 1324,71 dagen, een middelbaren afstand van de Zon van 2,3613 aard-afstanden, eene excentriciteit van 0,089, en de helling van hare loopbaan op die der Aarde bedraagt 7°8'7". Voorts is de lengte van haar perihelium 250°46'10" en die van haar klimmenden knoop 103°23'29"Aangaande hare natuurlijke gesteldheid is niets bekend, en de bepaling van hare middellijn op 66 geogr. mijl door Mädler is niet boven alle bedenking verheven.