Vernissen zijn oplossingen van harsen, die in de opene lucht tot eene harde, glanzige massa opdroogen. Het oplossingsmiddel is in den regel wijngeest, terpentijn of eene opdroogende olie, zoodat men ze verdeelt in wijngeest-, terpentijn- en olievernissen. De meest gebruikelijke harsen zijn: copal, dammarhars, mastik, schellak en elemihars. De voorwerpen worden niet slechts gevernist om daaraan fraaijer voorkomen te geven, maar ook om ze tegen stof, vochtigheid, roest enz. te beveiligen.
Goed vernis moet opdroogen zonder te schilferen of zijn glans te verliezen. Wijngeestvernissen droogen sneller op dan olievernissen; zij kunnen opgelost worden, maar zijn doorgaans minder vast dan laatstgenoemde. De vernissen worden ook wel gekleurd met guttegom, curcuma, drakenbloed, sandelhout enz.