Trans-Caspisch gebied (Het), eene Russische provincie in Midden-Azië, thans nog een gedeelte van het stadhouderschap Caucasië, strekt zich uit langs den oostelijken oever der Caspische Zee van de provincie Oeralsk (de Kirgisensteppe) noordwaarts tot aan de Atrek (de grensrivier naar de zijde van Perzië), ten zuiden tot aan Chiwa en oostwaarts tot aan de steppe der Toerkmenen, en heeft eene oppervlakte van 4000 □ geogr. mijl.
Door een besluit van 9 Maart 1873 werd dit gebied verheven tot een militair district en onder het gezag geplaatst van een militairen gouverneur, te Krasnowodsk gezeteld. Zij is verdeeld in de arrondissementen Mangysjlak en Krasnowodsk. Bewegelijke zandsteppen wisselen er af met vaste zand- en leemgronden en met welig begroeide heidevelden. Naakte berggewesten, waar bergketens zich ter hoogte van 600 Ned. el (alleen de Groote Balchan heeft eene hoogte van 1662 Ned. el) verheffen, breiden zich uit tusschen de rivieren en steppen, om het land in afzonderlijke deelen te splitsen. Runderen en schapen vinden er slechts op enkele plaatsen eene voldoende hoeveelheid voedsel. Men heeft er nog altijd het plan, water te brengen in de oude rivierbedding van de Amoe Darja, welke ook thans nog met een betrekkelijk rijken plantengroei is bedekt. De bevolking bestaat er uit Kirgisen, Toerkmenen en Russen. De zwervende Toerkmenen, te voren in het gouvernement Astrakan omdolend, zijn in 1874 naar het Trans-Caspisch gebied overgebragt, en eene poging der Tekke-Toerkmenen, om gedurende den Russisch-Turkschen Oorlog het Russische juk af te schudden, werd in den winter van 1877 op eene gevoelige wijze gestraft.