Tokât, eene stad in het Aziatisch-Turksch ejaleet Sywas, ligt niet ver van den Jesjil Irmak, is aan drie zijden door bergen omgeven, heeft eene oude citadel, een prachtig, maar vervallen paleis, eene brug over de rivier en eene moskee uit den tijd der Seld-sjoekken, maar voor ’t overige onaanzienlijke huizen, talrijke moskeeën, eenige Christelijke kerken en onderscheidene kloosters. Zij is de zetel van een Armenischen aartsbisschop en was te voren als station der karavanen en wegens aanmerkelijken handel en bloeijende nijverheid van veel belang.
Merkwaardig zijn er de kopersmelterijen en kopersmederijen, die het erts verkrijgen van Maaden Kapoer, aan de bron van de westelijke Tigris. Het aantal inwoners is ongeveer 45000, onder welke zich 26000 Turken en 15000 Armeniërs bevinden. Zij is het Byzantijnsche Eudocia.