Theisz (De), in het Hongaarsch Tisza, bij de Ouden Tissus, Tisia of Pathissus, de grootste zijrivier van de Donau en na deze de voornaamste rivier van Hongarije, ontspringt in het comitaat Mannaros op de Woud-Carpathen aan de grenzen van Galicië, uit de vereeniging van de Zwarte en Witte Theisz, stroomt aanvankelijk zuidwaarts door naauwe bergkloven, wendt zich na het opnemen van de Viso west- en noordwestwaarts langs Szigeth naar Huszt en behoudt deze rigting totdat zij het comitaat Mannaros verlaat. Tot hiertoe heeft de Theisz zuiver en snel-stroomend water, doch dit wordt, zoodra zij door de Ugoczerbergen de vlakte bereikt heeft, bij vertraagden loop zeer slijkerig. In eene zuidwestelijke rigting spoedt zij zich nu over Tokay naar Solnok, om alsdan zuidwaarts haren loop langs Csongrad en Szegedin tot aan de Donau voort te zetten. Over een afstand van 90 Ned. mijl stroomt zij evenwijdig met deze.
De oevers van de Theisz zijn veelal vlak en aan overstroomingen blootgesteld, waarbij veelal moerassen achterblijven; zulk eene overstrooming heeft in 1879 inzonderheid Szegedin geteisterd. De breedte der rivier is gemiddeld 160—320 Ned. el. zij wordt bevaarbaar bij Szigeth, voor grootere vaartuigen aan den mond der Hernad en voor stoombooten bij Tokay. Van Szolnok af torscht zij dergelijke schepen als de Donau en in weerwil van de vele moeijelijkheden, die hare moerassige oevers opleveren, is er eene drukke scheepvaart. Het Baeser- of Franzenskanaal, dat haar bij Bézdan met de Donau verbindt, verkort de vaart op de Theisz van 360 op 110 Ned. mijl. Ook heeft de Theisz door het Begakanaal (99 Ned. el lang) gemeenschap met de Ternes in het Banaat. In den jongsten tijd heeft men wel is waar verbetering gebragt in de regeling van de rivierbedding en zich beijverd, de moerassen op den oever in te dijken en droog te leggen, doch het is overtuigend gebleken, dat men geene voldoende maatregelen van veiligheid tegen overstroomingen genomen heeft.
De lengte der rivier is 1304, de regtstreeksche afstand van haren mond tot aan hare bron slechs 467 Ned. mijl. Haar stroomgebied, dat het oostelijk gedeelte van Hongarije en, met uitzondering van een zuidoostelijk gedeelte, geheel Siebenbürgen omvat, heeft eene uitgebreidheid van 2660 ☐ geogr. mijl. In de groote Hongaarsche vlakte heeft zij weinig verval en dus een tragen loop. Van Namény tot aan haren mond daalt de waterspiegel slechts 40 Ned. el. Tot hare zijrivieren behooren op den regter oever: de Bodrog, de Hernad en de Zagyva, — en op haren linker oever: de Szamos, de Köros, de Maros en de Bega.