Terwesten. Onder dezen naam vermelden wij eenige Nederlandsche schilders, te weten:
Augustinus Terwesten, geboren te ’s Gravenhage in 1649. Hij beoefende aanvankelijk alleen de teeken- en boetseerkunst, alsmede het drijven van goud en zilver, legde onder Wieling en Doedijns zich toe op de schilderkunst, bezocht Venetië, werd te Rome onder den naam van Snip in de schildersbent opgenomen, keerde over Frankrijk en Engeland terug, beschilderde te 's Gravenhage onderscheidene zalen en plafonds, schonk eene betere inrigting aan de teeken-académie en werd in 1690 door den Keurvorst van Brandenburg, later Koning van Pruissen, naar Berlijn geroepen, waar hij onderscheidene paleizen versierde. In 1699 stichtte hij er met Schlüter de Koninklijke Académie van Schoone Kunsten en was daarvan directeur tot nagenoeg aan zijn overlijden in 1711.
Elias Terwesten, een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te ’s Gravenhage in 1651, en schilderde veel vruchten, vogels, bloemen en dood wild, weshalve hij te Rome den bentnaam van Paradijsvogel ontving. Volgens Decamps leidde hij te Rome een loszinnig leven en stierf aldaar in armoede in 1724, doch volgens Immerzeel verwierf ook hij de gunst van den Keurvorst van Brandenburg en overleed in 1729.
Mattheus Terwesten, een broeder van de beide voorgaanden. Hij werd geboren te ’s Gravenhage in 1670, genoot het onderwijs van zijn oudsten broeder en was dezen in 1690 te Berlijn behulpzaam. Voorts reisde hij naar Rome, maar kwam reeds in 1699 te ’s Gravenhage terug, waar hij zalen en plafonds schilderde, o. a. eenige van deze laatsten in het stadhuis, alsmede een „Christus in Getsemané” voor de kerk der Jansenisten aldaar. Daarna begaf hij zich nogmaals naar Berlijn, werd na zijn terugkeer directeur van de Haagsche teeken-académie en overleed in 1751. — Ook zijn zoon Augustinus, geboren in 1711, leverde historiestukken en portretten.