Stöckhardt. Onder dezen naam vermelden wij:
Julius Adolf Stöckhardt, een uitstekend scheikundige, geboren den 4den Januarij 1809 te Röhesdorf bij Meiszen. Hij studeerde te Berlijn, volbragt eene reis naar Engeland en Frankrijk, was daarna werkzaam bij Struve te Dresden, werd er in 1838 leeraar in de natuurkunde, in 1839 daarenboven in de scheikunde aan de nijverheidsschool te Chemnitz en in 1847 hoogleeraar in de landbouwscheikunde aan de académie te Tharand. Nadat hij zich eerst vooral had bezig gehouden met de scheikunde der verwstoffen, bepaalde hij zich nu bij de landbouwscheikunde en stichtte landbouwvereenigingen en proefstations. Van zijne geschriften vermelden wij: „Schule der Chemie (18de druk 1877)”, — „Chemische Feldpredigten für deutsche Landwirte (3de druk 1856)”, — en „Guanobüchlein (4de druk, 1856)”. Ook redigeert hij met Schober een tijdschrift voor den landbouw.
Ernst Theodor Stöckhardt, een verdienstelijk landbouwkundige, geboren te Bautzen den 4den Januarij 1816. Hij legde zich met ijver toe op den landbouw en stichtte op het door hem gepachte riddergoed Brösa bij Bautzen eene voortreffelijke landbouwschool. In 1850 werd hij professor aan de nijverheidsschool te Chemnitz, vertrok in 1861 in die betrekking naar Jena en aanvaardde het volgende jaar het bestuur van de landbouwschool te Zweetzen. In 1872 werd hij tot adviseur voor zaken van landbouw aan het ministérie te Weimar toegevoegd, terwijl hij tevens eene betrekking verkreeg aan de universiteit te Jena. Hij schreef hoofdzakelijk opstellen in tijdschriften, — voorts: „Bemerkungen über das landwirtschaftliche Unterrichtswesen (1851)”, — „Die Drainage (1852)”, — en „Der angehende Pachter (2de druk 1869)”.